Jung en de Schaduw (2).
Klik hier voor commentaar en originele teksten.
Jung vindt de Trickster een Schaduwfiguur. De “schaduw” van
iemand kan als het ware los van hem komen, en als een figuur je tegemoet
treden. Het “losmaken” noemt men in de psychologie en psychiatrie
“dissociatie”. En zoals Jung in veel opzichten de oppositie met Freud zocht is
dat ook hier het geval. Is Freuds lievelingsbezigheid het “associëren”, het aan
elkaar laten rijmen van gedachtes die in je opkomen, Jungs favoriete begrip
heet “dissociatie”, het uiteen (laten) vallen van dat wat eigenlijk bij elkaar
hoort of juist niet.
Een voorbeeld van hoe dissociatie werkt (een lang, maar grappig verhaal
uit 1975, Dapperbuurt, Amsterdam).De dingen.
Van de straat komend de trap opgaand, staat hij voor de deur
van zijn woning in Amsterdam. Op de trap ligt geen loper. Op de trap ligt stof
in maandenlange wolken opgetast. De voordeur is wit, of wat voor wit moet
doorgaan. Hij stopt de sleutel in het gat en stapt het gangetje in, doet de
volgende deur open, die toegang geeft tot de kamer waar geleefd wordt. In de
kamer ligt de Chinese zeewier-mat. Het kastje staat bruin tegen de linker gele
zijwand. Op het kastje, spullen: onaangeraakt. Op de bruine voetplaat van de
gaskachel, rechts, meer naar het raam toe: kopjes. Onaangeraakt ….onaangeraakt?
Voor de kachel een lage stoel/bank met een deuk van degene, die het laatst hier
heeft gezeten. Is dit de indruk van de kont van zijn vriendin? Wie zat er op de hogere oranje bank voor het raam tegenover haar? Zijn loopgang vertraagt, zijn handen
plaatsen zich in zijn zijden. Zijn ogen spieden rond, enigszins toegeknepen.
Op de vensterbanken staan de planten die sinds enige tijd
geen water hebben gehad, want de aarde is korrelig droog. Buiten schijnt de zon
op de balkons van de huizen van de achterliggende straat. Tussen zijn huis en
die huizen ligt een binnentuin vol katten en vervallen schuurtjes, waarin de
katten huizen en hun nageslacht ter wereld brengen. De namiddagzon koestert de
twee vrouwen die over de leuning van hun balkon de katten te eten geven.
Hij draait zich om en loopt naar het bed, dat nog
onopgemaakt is, verlaten door twee personen. Dat is duidelijk te constateren.
Wat is er in dit huis gebeurd? Hij vindt niets dat verdacht is, geen sporen van
enig belang. Tot zijn oog valt op de kopjes: het lijkt alsof hij ze hier voor
het eerst ziet staan. Hij ziet de kringen van koffie --koffie? --- op de bruine voetplaat van de
kachel, waar ze gewoon zijn kopjes koffie en thee neer te zetten als ze rond de
kachel zitten. Het is niet veel, zo’n kleine aanwijzing, de afdruk van een
koffiekring, --maar het bevestigt zijn gevoel een vreemde te zijn in dit huis
dat hij nu al meer dan twee jaar bewoont. De dingen zijn aangeraakt … door een
ander, wat hem een vreemdeling maakt in zijn eigen huis. De sfeer is
doortrokken van iemand anders dan hij. Hij ziet de dingen als nieuw.
Weer loopt hij naar de kachel en ploft automatisch neer op
de lage zit-stoel/zitbank. Zijn hand voelt onder zijn billen en weet dat deze nu
net door een enkel ogenblik van onoplettendheid de indruk van een stel andere
billen vernietigd heeft. Zijn handen zweven nog met een hopeloos gebaar door de
ruimte naar de kopjes op de kachelplaat. Zijn hand blijft hulpeloos hangen,
terwijl zijn oog neerkijkt in het kopje op de bruine kachelplaat. Ongemerkt de
kont verheffen van zijn zitplaats en zó zijn eigen indruk niet achterlaten op
de zit-stoel/zitbank, kan niet meer.
Alles is stil: de vrouwen die de katten voerden, hebben zich
in de donkerte van hun eigen “appartement” teruggetrokken. De zon staat
goudgeel stil op de witte achterzijde van de verrottende huizen waarin alle
mensen hier in de buurt wonen.
Zijn vriendin heeft vanochtend uitgeslapen. Hij is eerder
vertrokken, omdat hij met een paar mensen afgesproken had wat dingen te regelen
voor een buurtactie. Nu hij thuis is, beseft hij haarscherp dat zij hier is
geweest zonder dat hij wist wat zij deed. Even doemt haar naakte lichaam voor
hem op, als een zich ontwikkelende foto in een waterteiltje. Over de foto heen
de afdruk van het kopje, met een koffie kringel naast het kopje. Er hebben dus
twee kopjes gestaan. Hij steekt zijn vinger in het kopje en proeft: het was
thee, geen koffie. Dan hebben ze samen thee gedronken in plaats van koffie,
constateert hij. Zijn denken troebelt. En zijn blik glijdt naar de keuken als
dat van een dief op zoek naar waardevolle spullen. In de keuken staan twee
bordjes: … en zij hebben samen ontbeten, constateert hij. Verder is alles
onaangeraakt. Hij voelt zich alleen en onwerkelijk vreemd, aangeraakt.
Dissociatie. Je ziet de paranoia ontstaan, je ziet het paar,
waarvan de hoofdfiguur geen deel lijkt uit te maken, ontstaan. Het paar splitst
zich af als een na-afdruk van het netvlies. Je voelt ook de gedachtestroom
ontstaan waarin alles op zijn plaats valt. Dat lucht op, geeft een helderheid waarin
je alles begrijpt. Het is een verslaving. En net als bij een verslaving kun je
die gedachtestroom temperen met medicatie. Maar dat heeft alleen zin, als niet eerst
met even veel kracht als die van de verslaving tot je doordringt: dit is
schijn, dit is een waandenkbeeld. En hier moet ik van af, omdat het mijn leven
verpest. Maar voor het zover is, is het oh zo verleidelijk het feest van de zot
te vieren.
Dissociatie. Grappig. Maar daar heb Jíj alleen last van,
toch. Dat is niet het geval. Ook anderen in de directe omgeving kunnen er veel last van hebben dat iemand steeds achterdochtig op alles en nog wat is. Ik kan het weten. Vroeger waren er hiervoor veel evenementen, die er speciaal op gericht waren aan deze spanningen uiting te geven.
Cultureel zijn er met grote regelmaat evenementen
waarop je je fantasie de vrije loop kunt laten gaan. Zoals met Carnaval!
Misschien zal ik volgend jaar de Carnaval van het Libro de buen Amor aan
bod laten komen, maar nu in het kader van Jung moeten we het hebben over
Nietzsche en het Ezelfeest (festum assinorum, door Jung in het Artikel On the
psycholgy genoemd op pag. 199 ev; Aldus sprak Zarathustra, eigen vertaling, pag
388-389):
Amen. En de lof en de heerlijkheid, en de wijsheid en de
dankzegging, en de eer en de sterkte, zij met onze God, in de eeuwen der eeuwen.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Hij draagt onze schuldenlast, hij nam de gestalte aan van een knecht, hij is lankmoedig van hart en zegt nooit Nee; en wie zijn God liefheeft, die slaat hem om hem te laten gehoorzamen.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Hij zegt niets: ervan afgezien dat hij de wereld, die hij schiep, instemmend zijn Ja laat horen; aldus prijst hij zijn wereld. Hij is zo slim niets te zeggen: zelden heeft hij ongelijk.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Onopvallend gaat hij door de wereld. Grijs kleurt zijn hele lijf, waarin hij zijn deugden geborgen weet. Mocht hij al geestig zijn, dan doet hij dat in het verborgene; toch heeft iedereen geloof in zijn lange oren.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Welke verborgen wijsheid schuilt er in de lengte van zijn oren? En waarom zegt hij toch altijd Ja en nooit Nee? Heeft hij niet de wereld naar zijn beeltenis geschapen? Zo dom mogelijk?
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Jij, ja jij begaat rechte en kromme paden; het maakt je weinig uit, wat de mens recht of krom toeschijnt. Voorbij Goed en Kwaad is jouw rijk. In je onschuld, weet je niet wat het is onschuldig te zijn.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Hoe komt het dat je niemand afstoot, de bedelaar niet, maar ook de koningen niet. De kinderen laat je tot je komen, en mocht een of andere kwade geest je tot zich willen lokken, dan is je antwoord heel eenvoudig: I-A.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Je houdt van ezelinnen en verse vijgen, je slaat eten nooit af. Je hart gaat uit naar een distel, juist op het moment dat de honger zich aandient. Dat is pas echt de wijsheid van een God.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Hij draagt onze schuldenlast, hij nam de gestalte aan van een knecht, hij is lankmoedig van hart en zegt nooit Nee; en wie zijn God liefheeft, die slaat hem om hem te laten gehoorzamen.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Hij zegt niets: ervan afgezien dat hij de wereld, die hij schiep, instemmend zijn Ja laat horen; aldus prijst hij zijn wereld. Hij is zo slim niets te zeggen: zelden heeft hij ongelijk.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Onopvallend gaat hij door de wereld. Grijs kleurt zijn hele lijf, waarin hij zijn deugden geborgen weet. Mocht hij al geestig zijn, dan doet hij dat in het verborgene; toch heeft iedereen geloof in zijn lange oren.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Welke verborgen wijsheid schuilt er in de lengte van zijn oren? En waarom zegt hij toch altijd Ja en nooit Nee? Heeft hij niet de wereld naar zijn beeltenis geschapen? Zo dom mogelijk?
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Jij, ja jij begaat rechte en kromme paden; het maakt je weinig uit, wat de mens recht of krom toeschijnt. Voorbij Goed en Kwaad is jouw rijk. In je onschuld, weet je niet wat het is onschuldig te zijn.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Hoe komt het dat je niemand afstoot, de bedelaar niet, maar ook de koningen niet. De kinderen laat je tot je komen, en mocht een of andere kwade geest je tot zich willen lokken, dan is je antwoord heel eenvoudig: I-A.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Je houdt van ezelinnen en verse vijgen, je slaat eten nooit af. Je hart gaat uit naar een distel, juist op het moment dat de honger zich aandient. Dat is pas echt de wijsheid van een God.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Dissociatie. Grappig. Godslasterlijk. De verbeelding van God
de Goede Vader als een Ezel is voer voor psychologen! Want is het toevallig de
vader die voor Ezel wordt gehouden? Jung zou zeggen: de sterke bestraffende
vader wordt aan de kant gezet, maar dat gaat niet aan iemand gratis en voor
niets voorbij. Zo gemakkelijk kom je niet aan gene zijde van Goed en Kwaad. Je
zult ervoor moeten bukken, je zult ervoor door het stof moeten gaan. Zelfs
humor heeft zijn rafelige randjes: de kater na het feest. Er is niets dat geen
afdruk nalaat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten