dinsdag 6 februari 2018

Jung en de Schaduw (2).

Klik hier voor commentaar en originele teksten.


Jung vindt de Trickster een Schaduwfiguur. De “schaduw” van iemand kan als het ware los van hem komen, en als een figuur je tegemoet treden. Het “losmaken” noemt men in de psychologie en psychiatrie “dissociatie”. En zoals Jung in veel opzichten de oppositie met Freud zocht is dat ook hier het geval. Is Freuds lievelingsbezigheid het “associëren”, het aan elkaar laten rijmen van gedachtes die in je opkomen, Jungs favoriete begrip heet “dissociatie”, het uiteen (laten) vallen van dat wat eigenlijk bij elkaar hoort of juist niet.


Een voorbeeld van hoe dissociatie werkt (een lang, maar grappig verhaal uit 1975, Dapperbuurt, Amsterdam).


De dingen.

Van de straat komend de trap opgaand, staat hij voor de deur van zijn woning in Amsterdam. Op de trap ligt geen loper. Op de trap ligt stof in maandenlange wolken opgetast. De voordeur is wit, of wat voor wit moet doorgaan. Hij stopt de sleutel in het gat en stapt het gangetje in, doet de volgende deur open, die toegang geeft tot de kamer waar geleefd wordt. In de kamer ligt de Chinese zeewier-mat. Het kastje staat bruin tegen de linker gele zijwand. Op het kastje, spullen: onaangeraakt. Op de bruine voetplaat van de gaskachel, rechts, meer naar het raam toe: kopjes. Onaangeraakt ….onaangeraakt? Voor de kachel een lage stoel/bank met een deuk van degene, die het laatst hier heeft gezeten. Is dit de indruk van de kont van zijn vriendin? Wie zat er op de hogere oranje bank voor het raam tegenover haar? Zijn loopgang vertraagt, zijn handen plaatsen zich in zijn zijden. Zijn ogen spieden rond, enigszins toegeknepen.

Op de vensterbanken staan de planten die sinds enige tijd geen water hebben gehad, want de aarde is korrelig droog. Buiten schijnt de zon op de balkons van de huizen van de achterliggende straat. Tussen zijn huis en die huizen ligt een binnentuin vol katten en vervallen schuurtjes, waarin de katten huizen en hun nageslacht ter wereld brengen. De namiddagzon koestert de twee vrouwen die over de leuning van hun balkon de katten te eten geven.

Hij draait zich om en loopt naar het bed, dat nog onopgemaakt is, verlaten door twee personen. Dat is duidelijk te constateren. Wat is er in dit huis gebeurd? Hij vindt niets dat verdacht is, geen sporen van enig belang. Tot zijn oog valt op de kopjes: het lijkt alsof hij ze hier voor het eerst ziet staan. Hij ziet de kringen van koffie  --koffie? --- op de bruine voetplaat van de kachel, waar ze gewoon zijn kopjes koffie en thee neer te zetten als ze rond de kachel zitten. Het is niet veel, zo’n  kleine aanwijzing, de afdruk van een koffiekring, --maar het bevestigt zijn gevoel een vreemde te zijn in dit huis dat hij nu al meer dan twee jaar bewoont. De dingen zijn aangeraakt … door een ander, wat hem een vreemdeling maakt in zijn eigen huis. De sfeer is doortrokken van iemand anders dan hij. Hij ziet de dingen als nieuw.

Weer loopt hij naar de kachel en ploft automatisch neer op de lage zit-stoel/zitbank. Zijn hand voelt onder zijn billen en weet dat deze nu net door een enkel ogenblik van onoplettendheid de indruk van een stel andere billen vernietigd heeft. Zijn handen zweven nog met een hopeloos gebaar door de ruimte naar de kopjes op de kachelplaat. Zijn hand blijft hulpeloos hangen, terwijl zijn oog neerkijkt in het kopje op de bruine kachelplaat. Ongemerkt de kont verheffen van zijn zitplaats en zó zijn eigen indruk niet achterlaten op de zit-stoel/zitbank, kan niet meer.


Alles is stil: de vrouwen die de katten voerden, hebben zich in de donkerte van hun eigen “appartement” teruggetrokken. De zon staat goudgeel stil op de witte achterzijde van de verrottende huizen waarin alle mensen hier in de buurt wonen.

Zijn vriendin heeft vanochtend uitgeslapen. Hij is eerder vertrokken, omdat hij met een paar mensen afgesproken had wat dingen te regelen voor een buurtactie. Nu hij thuis is, beseft hij haarscherp dat zij hier is geweest zonder dat hij wist wat zij deed. Even doemt haar naakte lichaam voor hem op, als een zich ontwikkelende foto in een waterteiltje. Over de foto heen de afdruk van het kopje, met een koffie kringel naast het kopje. Er hebben dus twee kopjes gestaan. Hij steekt zijn vinger in het kopje en proeft: het was thee, geen koffie. Dan hebben ze samen thee gedronken in plaats van koffie, constateert hij. Zijn denken troebelt. En zijn blik glijdt naar de keuken als dat van een dief op zoek naar waardevolle spullen. In de keuken staan twee bordjes: … en zij hebben samen ontbeten, constateert hij. Verder is alles onaangeraakt. Hij voelt zich alleen en onwerkelijk vreemd, aangeraakt.

Dissociatie. Je ziet de paranoia ontstaan, je ziet het paar, waarvan de hoofdfiguur geen deel lijkt uit te maken, ontstaan. Het paar splitst zich af als een na-afdruk van het netvlies. Je voelt ook de gedachtestroom ontstaan waarin alles op zijn plaats valt. Dat lucht op, geeft een helderheid waarin je alles begrijpt. Het is een verslaving. En net als bij een verslaving kun je die gedachtestroom temperen met medicatie. Maar dat heeft alleen zin, als niet eerst met even veel kracht als die van de verslaving tot je doordringt: dit is schijn, dit is een waandenkbeeld. En hier moet ik van af, omdat het mijn leven verpest. Maar voor het zover is, is het oh zo verleidelijk het feest van de zot te vieren.

Dissociatie. Grappig. Maar daar heb Jíj alleen last van, toch. Dat is niet het geval. Ook anderen in de directe omgeving kunnen er veel last van hebben dat iemand steeds achterdochtig op alles en nog wat is. Ik kan het weten. Vroeger waren er hiervoor veel evenementen, die er speciaal op gericht waren aan deze spanningen uiting te geven.

Cultureel zijn er met grote regelmaat evenementen waarop je je fantasie de vrije loop kunt laten gaan. Zoals met Carnaval! Misschien zal ik volgend jaar de Carnaval van het Libro de buen Amor aan bod laten komen, maar nu in het kader van Jung moeten we het hebben over Nietzsche en het Ezelfeest (festum assinorum, door Jung in het Artikel On the psycholgy genoemd op pag. 199 ev; Aldus sprak Zarathustra, eigen vertaling, pag 388-389):

Amen. En de lof en de heerlijkheid, en de wijsheid en de dankzegging, en de eer en de sterkte,  zij met onze God, in de eeuwen der eeuwen.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Hij draagt onze schuldenlast, hij nam de gestalte aan van een knecht, hij is lankmoedig van hart en zegt nooit Nee; en wie zijn God liefheeft, die slaat hem om hem te laten gehoorzamen.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Hij zegt niets:  ervan afgezien dat hij de wereld, die hij schiep, instemmend zijn Ja laat horen; aldus prijst hij zijn wereld. Hij is zo slim niets te zeggen: zelden heeft hij ongelijk.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Onopvallend gaat hij door de wereld. Grijs kleurt zijn hele lijf, waarin hij zijn deugden geborgen weet. Mocht hij al geestig zijn, dan doet hij dat in het verborgene; toch heeft iedereen geloof in zijn lange oren.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Welke verborgen wijsheid schuilt er in de lengte van zijn oren? En waarom zegt hij toch altijd Ja en nooit Nee? Heeft hij niet de wereld naar zijn beeltenis geschapen? Zo dom mogelijk?
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Jij, ja jij begaat rechte en kromme paden; het maakt je weinig uit, wat de mens recht of krom toeschijnt. Voorbij Goed en Kwaad is jouw rijk. In je onschuld, weet je niet wat het is onschuldig te zijn.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Hoe komt het dat je niemand afstoot, de bedelaar niet, maar ook de koningen niet. De kinderen laat je tot je komen, en mocht een of andere kwade geest je tot zich willen lokken, dan is je antwoord heel eenvoudig: I-A.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.
Je houdt van ezelinnen en verse vijgen, je slaat eten nooit af. Je hart gaat uit naar een distel, juist op het moment dat de honger zich aandient. Dat is pas echt de wijsheid van een God.
-- Daarop balkte de Ezel uit het diepst van z’n wezen: I-A.

Dissociatie. Grappig. Godslasterlijk. De verbeelding van God de Goede Vader als een Ezel is voer voor psychologen! Want is het toevallig de vader die voor Ezel wordt gehouden? Jung zou zeggen: de sterke bestraffende vader wordt aan de kant gezet, maar dat gaat niet aan iemand gratis en voor niets voorbij. Zo gemakkelijk kom je niet aan gene zijde van Goed en Kwaad. Je zult ervoor moeten bukken, je zult ervoor door het stof moeten gaan. Zelfs humor heeft zijn rafelige randjes: de kater na het feest. Er is niets dat geen afdruk nalaat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten