maandag 6 november 2017

De laatste Wittgenstein

Klik hier voor de originele tekst.

Hermans  haalt een belangrijke invalshoek op Wittgesteins filosofie aldus naar voren (Hermans, p.269; Wittgenstein, s. 336):
“Wittgenstein antwoordt niet, maar belicht aspecten. Het vinden van nieuwe informatie is niet het doel van zijn filosofie, hij wil de problemen oplossen door dat, wat al bekend is, anders te rangschikken.”


En Hermans citeert dan vervolgens Wittgenstein in antwoord op de filosoof Malcolm

Iemand die in filosofische verwarring bevangen is, lijkt op een man die een kamer wil verlaten, maar niet weet hoe. Hij probeert het raam, maar het is te hoog. Hij probeert de schoorsteen, maar die is te nauw. En als hij zich alleen maar omkeerde, zou hij zien dat de deur de hele tijd opengestaan heeft.


De kern van dit citaat zit wat mij betreft in het woordje “filosofisch”. Ik vraag me af, waarom staat in een citaat van iemand, die om zijn taal-fijn-slijperij bekend staat, dit woordje? Het hier beschreven fenomeen is eigenlijk veel bekender uit de psychologie dan uit de filosofie. Het is een geestestoestand, waarvan politieonderzoek, politici en vele anderen vaak last hebben: tunnelvisie. Waarom noemt Wittgenstein deze geestestoestand filosofisch? Eigenlijk heb ik daarop maar een antwoord en dat is: omdat hij zelf in net zo’n tunnel zat, als al die anderen die ermee te maken hebben. Het moest wel een filosofisch probleem zijn, omdat hij zelf filosoof wilde zijn. En daar is niets mis mee, maar dat  maakt wel  het slippertje of the tongue begrijpelijk!


Wittgestein staat aan het begin van een wetenschappelijke trend, om alles op te delen in a, b, c, etc. Dat heeft niet alleen zijn weerklank in de sociale “wetenschappen”, maar ook in de kunst. Laten we Mondriaan als voorbeeld noemen, maar je zou even goed aan Rothko  kunnen denken, of in de muziek aan minimal music. Ik ben geen kunsthistoricus; wat ik hier zeg, is wat in eerste instantie intuïtief bij me opkomt, en ik kan ernaast zitten. Maar in z’n algemeenheid zou je kunnen zeggen dat Wittgenstein een analytische trend heeft ingezet, die op alle gebieden zijn weerslag heeft gevonden. Het is dan ook niet vreemd dat Wittgenstein zelf zich tot de filosofie wenst te beperken. Dat is waarschijnlijk om praktische redenen, omdat hij inzag dat het opknippen van de werkelijkheid een schat aan informatie zou opleveren door oude informatie opnieuw te rangschikken. Geniaal!


Ik wil iets langer stilstaan bij het psychologische aspect van de bewering die Wittgestein deed in het bijzijn van Malcolm. Het is namelijk ook de demonstratie van een psychisch fenomeen waar veel te weinig aandacht voor is. Om dat te verduidelijken wil ik eerst een verhaal van de Winnebago kwijt, een verhaal dat misschien Wittgenstein, maar ook Malcolm gekend kunnen hebben (Radin: pag. 40, verhaal nummer 40 in mijn vertaling):


“De Trickster begon opnieuw in de wereld rond te zwerven. Het duurde niet lang of hij kwam een prairiewolf  tegen: “Het lijkt bijna onmogelijk, maar wie kom ik hier tegen? Mijn broertje, ook aan de wandel! Luister, broertje, ik denk dat er iets op de heuveltop daarginds is. Laten we daar eens naartoe gaan”, zei de Trickster. Daarop klommen ze beiden naar de heuveltop. Daar hadden ze een prachtig uitzicht over het omringende landschap. “Broertje, ze zeggen dat je over een geweldig reukvermogen beschikt. Jij zelf ging er ook altijd prat op. Laten we er een wedstrijdje in doen. Want ik kan ook heel goed ruiken. Laten we daarom eens proberen te ruiken waar de dichtstbijzijnde mensen wonen." Daarop staken beiden de neus omhoog in de lucht en begonnen ze de lucht diep op te snuiven om beter te ruiken. Ze deden beiden ijverig hun uiterste best. Trickster rook natuurlijk niks. Zijn plan bestond eruit te doen alsof hij wél iets rook, maar ondertussen hield hij de prairiewolf scherp in de gaten. Hij deed een paar passen in een bepaalde richting en bleef toen staan. Hij liep in de richting van de bossen die duidelijk door mensen waren aangelegd. “Hij moet wel iets ruiken”, dacht de prairiewolf. De Trickster zei: “Mijn broertje, dichtbij het bos daarginds wonen mensen. Zie je, broertje, ik kan beter ruiken dan jij.” Natuurlijk had hij niets geroken, al die tijd dat hij daar stond; hij deed alleen maar na wat de prairiewolf hem had voorgedaan, omdat het erop leek dat de prairiewolf wel iets rook. “Waarom, mijn kleine broertje, ruik jij niets,” wreef hij hem zijn verlies nog maar eens goed in. Daarop zei de prairiewolf dat hij ook dacht dat er iets in die buurt was. Daarop complimenteerde de Trickster hem: “Ah ik zie, broertje, jij kunt ook iets ruiken in die richting. Als dat zó is, laten we dan die kant opgaan.” Toen ze daarnaartoe gingen, bleek dat daar inderdaad een dorp was met mensen. “


De overeenkomst met het Wittgenstein verhaal lijkt mij duidelijk: de prairiewolf maakt alleen maar gebruik van het talent waarover hij beschikt, maar dat is eigenlijk niet voldoende om tot een juiste beslissing te komen. De Trickster doet alleen maar alsof, en  maakt gebruik van zijn kennis dat in de buurt van een bos met bomen geschikt om er huizen van te bouwen, het waarschijnlijk is dat er mensen wonen. De deur stond al open, je moest het alleen weten. Door het anders rangschikken van de informatie, was het niet moeilijk te vinden waar je als Trickster en als prairiewolf voldoende te eten zou kunnen vinden. Dit laatste is een impliciete veronderstelling die nergens in het verhaal wordt verteld, maar die alle toehoorders zoals alle indianenstammen van Noord Amerika die regelmatig met grote hongersnoden te maken hadden, intuïtief begrepen.


Indianen waren geweldige spoorzoekers, wist ik uit mijn jeugdliteratuur. Belangrijk was de Winnetou en Old Shatterhand reeks voor mij, als voorbereiding op het leven. Deze reeks is zo bekend dat ik er verder het zwijgen toe kan doen. Maar nog een ander indianenboek was voor mijn geestelijke vorming  (Duits “Bildung”) essentieel. Dat boek is alleen nog te vinden in de allerdonkerste hoekjes van bibliotheken. De waarde van de ongekuiste delen is ondertussen gestegen tot in de duizenden euro’s! Ik heb het over de reeks indianenboeken van Fritz Steuben, waarvan het eerste deel in het Nederlands heet “Vliegende pijl”, een verhaal uit het leven van Tecumseh. Waarom kent niemand het meer? Eigenlijk om een heel eenvoudige reden,  Fritz (zijn naam komt in het verhaal zelf ook voor) bood aan Hitler dit verhaal aan. Hoewel het verhaal kwalitatief ver uitsteekt boven het Winnetou verhaal, is het alleen onbekend gebleven, omdat hij het Hitler aanbood. Waarom bood Fritz het Hitler aan? Omdat hij dacht met het verhaal de Führer te kunnen inspireren bij de vorming van een verenigd Europa. In het laatste deel van de serie speelt de historisch juiste gebeurtenis dat de indianenstammen zich in een confederatie aaneensloten om de vijand (hoofdzakelijk Engelsen in die tijd) te verslaan. Het idee van de confederatie is door de “founding fathers” overgenomen; de Indianen (samen met de Fransen en Duitsers en Engelsen) werden verslagen. Geen andere rangschikking van het oude, maar een nieuw land, Amerika, was geboren. Hitler wees de serie van de hand. Van een Europese confederatie is onder Hitler nooit iets terecht gekomen. Hitler was het spoor kwijt of in ieder geval het uitgezette spoor leek hem niet meer te interesseren.


Het talent van de prairiewolf wordt door de Trickster, net als door Hitler, opzij gezet door te doen alsof hij zelf over een nog groter talent beschikt.
Bij mij leefde altijd het idee dat als je maar goed genoeg naar anderen keek, je van ze kon leren. Ik besefte niet dat er ook van nature talenten in iemand aanwezig kunnen zijn, die je niet kunt leren. De Trickster gaat verder dan ik: hij beseft dat hij niet over een bepaald talent beschikt, en wil bovendien dat talent belachelijk maken, kleineren. In feite wil de Trickster zich groter voordoen dan hij is. Hij wilde een Übermensch zijn. En helaas, hij slaagt daarin.


Zag Wittgenstein dit gevaar van het opknippen van de werkelijkheid niet, of wilde hij het niet zien? Want als je een bepaald talent hebt, dan betekent dit ook dat je eigenlijk gedwongen wordt één bepaalde richting op te kijken. Iemand moet je om dit talent waarderen. Wittgenstein maakte in de manier waarop hij zich opstelde, waar wat hij zelf al had opgemerkt: “Niets is zo moeilijk als zich niet te bedriegen”. Eigenlijk zou je de wereld niet in allerlei, willekeurige specialismen (a,b,c, etc.) moeten opdelen, maar als je dat toch doet, zou je in ieder geval de onderlinge verwevenheid nauw in de gaten moeten (kunnen?) houden. Je alleen bezig houden met een deel, kan betekenen dat je het geheel besturen overlaat aan een oplichter, een Trickster. Dan gaat het niet meer om het oude opnieuw te rangschikken, maar om de geboorte van het nieuwe (een redding óf een ramp).





Geen opmerkingen:

Een reactie posten