Deel 4 van de Ezelskomedie (Plautus):
de ontknoping.
(vertaling Hemelrijk)
Voor noten en de Latijnse tekst: hier klikken!
Vijfde Bedrijf, Eerste toneel.
Door de open deur van Cleareta’s(= moeder van Philenium) huis kan men zien hoe de voorbereidselen voor het souper getroffen worden, waaraan Argyrippus, zijn vader Demaenetus, en Philenium (voor de betekenis van de namen, zie Deel 1) deelnemen. Zij vleien zich neer op een aanligbed voor drie personen (triclinium): Argyrippus en Philenium aan de uiteinden en Demenaetus in het midden. Philenium laat zich de liefkozingen van de ouwe heer welgevallen, omdat het niet anders kan.
Latijnse tekst: noot 10.
Argyrippus:
Kom vader, gaat u liggen alstublieft!
Demaenetus: Ik zal het doen, mijn jongen, zoals
jij wilt
Argyrippus:
(tot de slaven) Kom jongens, breng de tafel nu maar
hier!
Demaenetus:
(haalt Philenium een
beetje aan) Je vindt het toch niet erg, mijn
jongen, dat je liefje hier naast mij ligt?
Argyrippus:
‘t Respect belet mijn
oog de kwelling, vader; al bemin ik haar.
Demaenetus:
Een jongeling moet
eerbiedig wezen, Argyrippus!
Argyrippus:
Zeker, vader, u verdient
dat ik het ben.
Demaenetus:
(joviaal) Laten
we dan dit gastmaal vieren met wijn en zoet gekeuvel. ‘k Wil dat jij me
liefhebt en niet vreest, mijn beste jongen.
Latijnse
tekst: noot 11.
Ondertussen kijken vanuit een schuihoekje onzichtbaar voor Argyrippus, Philenium en Demaenetus de Parasiet (die Diabolus, de rivaal van Argyrippus, helpt) en de echtgenote van Demaenetus, Artemona, toe op wat er op het toneel op het triclinium (het aanligbed voor drie personen) gebeurt.
Demaenetus:
(tot Philenium) Waarom
zou ik niet van mijn vrouw de lievelingsmantel stiekem stelen en jou brengen,
lieve schat? Je brengt me er niet vanaf, al beloof je mij haar dood voor ’t
eind van het jaar.
Artemona
en Parasiet vanuit hun schuilhoek.
Parasiet (tot Artemona) : U denkt toch niet
dat hij vandaag voor ’t eerst een hoerenkast bezoekt?
Artemona:
Dus hij bestal me iedere
keer! En ik verdacht mijn personeel, vooral de meiden, die ‘k onschuldig op de
pijnbank heb verhoord. (1)
Argyrippus: Vader, laat eens wijn inschenken; ‘k
heb mijn beker allang leeg.
Demaenetus:
Boy! Schenk in; begin
vandaar. (tot Philenium) Geef jij me dan hier een kus.
Artemona:
Dat is mijn dood! Kijk,
hoe die kust, dat lelijk monster, levend lijk!
Demaenetus:
(tot Philenium, al
snuivend) Verhip! Je hebt heel wat zoeter adem dan die van mijn vrouw! (2)
Philenium: Zeg lieverd, stinkt je vrouw dan uit
haar mond?
Demaenetus:
Poea! Nog liever drink
ik water uit een zinkput, dan dat ‘k haar omhelzen zou.
Latijnse tekst: noot 12.
Artemona (de echtgenote van Demaenetus
rent het toneel op met het triclinium):
Ik zeg je dat ik leven zal en dat die wens (mij te doden) je rouwen zal!
Parasiet (opgewekt tot publiek): Is
hier niet iemand die heel gauw een lijkbezorger halen kan?
Argyrippus (doet onnozel) : Moeder,
goededag!
Artemona:
‘k Ben ’t zat, die
‘goededag’!
Parasiet
(terzijde): ’t Wordt
tijd, dat ik er tussenuit knijp: dit gevecht groeit verder wel. Ik ga Diabolus
vertellen, hoe ‘k zijn opdracht heb volbracht. En terwijl zij ’t hier uitvechten,
hoop ik dat wij eten gaan. Morgen breng ik hem hierheen met die twee duizend
drachmen voor madam Cleareta (moeder van Philenium), opdat hij in de gunsten
van zijn dochter delen kan. ‘k Hoop wel, dat ik Argyrippus ertoe kan bewegen
toe te staan, dat ze beurtelings een nacht van haar genieten. Lukt dat niet,
dan verlies ik mijn patroon; zo’n liefdesbrand woedt er in die man.
Latijnse tekst: noot 13.
Artemona: Wat zei je ook weer? Je vrouw stonk
uit haar mond?
Demaenetus: Nee, naar lavendel ruikt ze.
Artemona: Stal je mijn mantel al voor deze
hoer? (3)
Philenium: Jazeker, hij heeft beloofd, dat hij
een mantel van je stelen zou.
Demaenetus: Hou je mond!
Argyrippus: Ik heb ’t hem afgeraden, moeder.
Artemona: Een lieve zoon. (tot Demaenetus)
Is dat het voorbeeld, dat een vader aan zijn kinderen geven moet? Schaam jij je
niet? (ze trekt hem aan zijn oor omhoog)
Demaenetus: Nee, overigens niet; ik schaam me
alleen voor jou, o vrouw!!
Artemona: Met ‘n grijze kop haalt jou je vrouw
als ’n koekoek uit het vreemde nest.
Demaenetus: Mag ik niet blijven tot ik heb gegeten?
’t Eten is haast klaar.
Artemona: Jij eet vandaag, dat zweer ik je, de
slaag die je verdient.
Demaenetus
(terzijde): Een pover nachtje wacht me daar! Als
’n boef voert mij mijn vrouw naar huis.
Argyrippus: (volgt hen op straat met
Philenium) Vader, ‘k heb u steeds geraden moeder niet te na te komen.
Philenium: (tot Demaenetus) Denk om de
mantel, astublieft!
Demaenetus
(tot zijn vrouw
Artemona): Toe stuur dat schepsel uit de buurt.
Artemona: (trekt hem mee) Naar huis,
jij.
Philenium: Geef me eerst een kus; (tot
Argyrippus) Kom, ga mee, mijn liefje!
Argyrippus: Ik ga met je mee.
(Allen verdwijnen)
Allen
Als de oude heer zich heimelijk voor
zijn vrouw iets heeft gepermitteerd,
heeft hij niets nieuws of vreemds
gedaan, niets anders dan ook anderen doen.
Want niemand is zo streng van aard en
zo hardvochtig van gemoed,
dat hij zich niet te goed zal doen,
als hij daartoe een kans ontmoet.
Als u wilt dat de ouwe heer er zonder
slaag afkomt dit keer
geloven wij, dat u ’t bereikt, als u
maar braaf applaudisseert.(4)