Plautus: De ezelskomedie (samenvatting in 4 delen)
vertaling: Jacob Hemelrijk
Dramatis
Personae:
Argyrippus (1), Diabolus
(2), Demaenetus(3), Philenium (4), en Leonida-s (5).
Deel 1: Geldgebrek.
Beginsituatie.
We hebben het over twee rivalen, die allebei een meisje, P(hilenium), voor een jaar willen bezitten! A(rgyrippus) is verliefd op haar; dat is minder duidelijk van zijn rivaal D(iabolus). D. is zo rijk dat hij meteen over 2000 drachmen kan beschikken om beslag op haar te leggen. A. heeft zich al met haar een tijdlang uitgeleefd, en zit aan de grond, berooid. De vader van A. , D(emaenetus), wil dat zijn zoon gelukkig wordt en helpt hem aan het geld, op voorwaarde dat hij de eerste nacht met het meisje mag doorbrengen (ius noctis primae).
Om de
beginsituatie te schetsen moet ik er verschillende scènes bij halen uit
allerlei bedrijven in het toneelstuk. Dit is een gevolg van improvisaties, die
toneelspelers zich konden permitteren. Dit is meteen ook de reden van de
populariteit van Plautus (251-184vChr).
Scène 1: Hoe
aan geld te komen? (6)
Demaenetus: Ik weet toch zeker, dat mijn zoon verliefd is op dat snolletje van hiernaast, Philenium. Is dat de waarheid, Libanus?
Libanus (slaaf): U stapt er recht op af; t’is
waar. Maar oh, een zware ziekte heeft hem aangetast.
Dem: Een ziekte? Welke?
Lib: Hij kan zijn woord niet dekken door
de daad.
Dem: Ben jij mijn zoon behulpzaam bij
zijn minnerij?
Lib: Dat ben ik inderdaad. En ook mijn
maat Leonidas.
Dem: Daar doe je goed aan, man; en je
verdient zijn dank. Maar Libanus, mijn vrouw! Weet jij niet hoe die is?
Lib: U voelt dat ’t eerst per slot; maar
wij komen ook aan bod.
Dem: ‘k Beken, dat ze heel lastig en
onaangenaam is.
Lib: ‘k Geloof u al bij voorbaat,
voordat u het zegt.
Demaenetus: Als alle vaders, Libanus, maar
deden wat ik zei, dan lieten zij hun kinderen toch veel meer vrij en hadden aan
hun zoon een vriend en kameraad. Wat mij betreft, ik stuur het daar bewust op
aan; want ik zie me graag bemind door wie me ’t naaste staat. Ik spiegel me aan
mijn vader, die om mijnentwil vermomd als schipper met bedrog en list een
koppelaar een meisje afnam, waarvan hij wist, dat ik, zijn zoon, er stapelgek
op was. Hij schaamde zich niet op die leeftijd nog bedrog te plegen voor zijn
zoon en door welwillendheid zich te verzekeren van zijn zoons genegenheid. Dat
voorbeeld van mijn vader volg ik graag. Want Argyrippus heeft me juist gevraagd
vandaag of ‘k hem voor zijn maîtresse kan helpen aan wat geld; en ik zou niet
willen, dat hij wordt teleurgesteld. Ik ga om het te krijgen graag voor hem op
stap. Zijn moeder daarentegen houdt hem kort en krap, zoals anders vaders doen.
Van die traditie stap ik af; omdat mijn zoon mij zijn vertrouwen waardig keurt,
verdient hij mijn respect toch zeker op zijn beurt. Nu hij zich wendt tot mij,
zoals het een goed zoon past, wens ik, dat ’t geld hem voor zijn liefje wordt
verschaft.
Libanus: Uw wens is ijdele wens, als ik het
zeggen mag: uw vrouw heeft met haar bruidsschat Saurea meegebracht, de knecht
die meer gezag dan u heeft en meer macht.
Dem: (zuchtend) Jaja, ik kreeg het geld en ik verkocht mijn macht. Nu zal ik je in ’t kort vertellen wat ik van jou verwacht. Tweeduizend drachmen heeft hij nodig en op slag. Zorg dat hij die in handen krijgt.
Lib: Maar waar vandaan?
Dem: Je gapt ze maar van mij.
Lib: Dat is een reuze bak: ik mag van u
een naakte man uitkleden! Ze van u gappen, die is goed! Vliegt u eens zonder
vleugels! Hoe van u gappen? U bezit zelf geen sou, tenzij u iets gegapt hebt
van uw vrouw.
Dem:Je licht maar iemand op, wie ’t is,
doet er niet toe, hetzij mijn vrouw, mijzelf of Saurea, de knecht. Ik beloof je
straffeloosheid, als het je gelukt.
Lib: U kunt me ook de hei op sturen om
te vissen, of met een speer op jacht te gaan – in volle zee.
Dem: Betrek jij dan Leonidas ook in ’t complot.
Broed maar iets uit, verzin maar iets, net wat je wilt. Als jij het me maar
klaarspeelt, dat mijn zoon de duiten krijgt voor zijn vriendin.
Lib: Zeg mij dan, Demaenetus……
Dem: Wat?
Lib: ….koopt u me los als ik soms in een
hinderlaag beland en door min vijanden word overmand?
Dem: Ik koop je los.
Lib: Heb dan geen zorg meer over mij. Ik
ga naar ’t forum, als u het goed vindt.
***************
Scène 2:
Wraak! (7)
Argyrippus: Gaat dat hier zo? Dat ik de deur
wordt uitgekeild? Is dat de prijs hier voor verdienste uitgereikt? Wie goed
doet slecht en slecht doet goed behandelen, hè? Maar die weg zul je niet lang
meer bewandelen, zeg; want ik loop regelrecht naar de politie en geef je aan:
ik laat je vonnissen, jou en je dochter, welteverstaan. Verleidsters en
verpesters en verwoesters van de jeugd! Bij jullie vergeleken is de zee zelfs
nog gedwee; de ruwste en meest verslindende zee zijn jullie twee. Op zee heb ik
fortuin gemaakt; bij jullie ben ik ’t
kwijtgeraakt. Ondank en hoon is hier het loon voor weldaad en royaliteit. ‘k
Zal niet berusten, jullie zult er nu van lusten; want wat ik aan kwaad kan
doen, zal ik niet laten je te doen. ‘k Zal jou weer in de toestand brengen,
waar je uit voortgekomen bent, in ’t randgebied van armoe en gebrek. ‘k Zal
maken, dat je weet, wie jij nu bent en wie je bent geweest. Voordat ik je
dochter kende en mijn hart aan haar verloor, leefde jij in de ergste ellende en
in lompen van wat brood; en toch was je god nog dankbaar, als hij je dit beetje
bood. Nu ’t je beter gaat door mij, schuif je me achteloos opzij. Maar ‘k zal
je trots wel remmen en je door honger temmen. Op haarzelf – hoe zou ik boos
zijn? Zij is schuldig slechts in schijn. Alles doet ze op jouw bevel; jij bent
haar moeder en haar hel. Jouw geldt mijn wraak, die jij verdient hebt en ik
stel je aan de kaak.
(pauzeert en
kijkt rond)
Maar dat loeder van een moeder vindt het niet de moeite waard om te komen en te praten om mijn woede te bedaren. Ha! Daar komt ze toch, die lokeend. Dan zal ik maar ongezocht haar voor ’t huis de waarheid zeggen, nu ik ’t in haar huis niet mocht.
******************
Scène 3:
Tijdnood.(8)
Vierde
bedrijf:
Diabolus,
rivaal van Argyrippus, komt op met een volgeling, zijn ‘parasiet’.
Diabolus: Kom, laat me het
contract zien, dat je hebt opgesteld voor ’t mens, het meisje en mij; lees de
clausules voor; want jij bent als auteur uniek voor zulk een zaak.
Parasiet: Het mens zal rillen,
als ze de clausules hoort.
Dia: Vooruit dan man, lees
voor!
Para: U luistert?
Dia: Ja, ik luister.
Para: (leest voor)
‘Diabolus, de zoon van Glaukus geeft hierbij tweeduizend drachmen aan Cleareta,
de waardin, opdat Philenium dag en nacht hem toebehoort dit hele jaar.’
Dia: Ja, en aan niemand
anders meer.
Para: Moet dat erbij?
Dia: Ja, schrijf het er goed
duidelijk bij!
******************
Mogelijk begeleidende teksten zijn op mijn website Klassieke Humor te lezen in de rubriek “Grappen” helemaal op het eind rechts onder. En in de commentaren van andere aangehaalde stukken van Plautus op mijn blog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten