dinsdag 25 februari 2025

Plautus: Ezelskomedie (1)

 Plautus: De ezelskomedie (samenvatting in 4 delen)

vertaling: Jacob Hemelrijk

Dramatis Personae:
Argyrippus (1)
, Diabolus (2), Demaenetus(3), Philenium (4), en Leonida-s (5).

 

Deel 1: Geldgebrek.

Beginsituatie.


We hebben het over twee rivalen, die allebei een meisje, P(hilenium), voor een jaar willen bezitten! A(rgyrippus) is verliefd op haar; dat is minder duidelijk van zijn rivaal D(iabolus). D. is zo rijk dat hij meteen over 2000 drachmen kan beschikken om beslag op haar te leggen. A. heeft zich al met haar een tijdlang uitgeleefd, en zit aan de grond, berooid. De vader van A. , D(emaenetus), wil dat zijn zoon gelukkig wordt en helpt hem aan het geld, op voorwaarde dat hij de eerste nacht met het meisje mag doorbrengen (ius noctis primae).

Om de beginsituatie te schetsen moet ik er verschillende scènes bij halen uit allerlei bedrijven in het toneelstuk. Dit is een gevolg van improvisaties, die toneelspelers zich konden permitteren. Dit is meteen ook de reden van de populariteit van Plautus (251-184vChr).

Scène 1: Hoe aan geld te komen? (6)


Demaenetus
: Ik weet toch zeker, dat mijn zoon verliefd is op dat snolletje van hiernaast, Philenium. Is dat de waarheid, Libanus?

Libanus (slaaf): U stapt er recht op af; t’is waar. Maar oh, een zware ziekte heeft hem aangetast.

Dem: Een ziekte? Welke?

Lib: Hij kan zijn woord niet dekken door de daad.

Dem: Ben jij mijn zoon behulpzaam bij zijn minnerij?

Lib: Dat ben ik inderdaad. En ook mijn maat Leonidas.

Dem: Daar doe je goed aan, man; en je verdient zijn dank. Maar Libanus, mijn vrouw! Weet jij niet hoe die is?

Lib: U voelt dat ’t eerst per slot; maar wij komen ook aan bod.

Dem: ‘k Beken, dat ze heel lastig en onaangenaam is.

Lib: ‘k Geloof u al bij voorbaat, voordat u het zegt.

Demaenetus: Als alle vaders, Libanus, maar deden wat ik zei, dan lieten zij hun kinderen toch veel meer vrij en hadden aan hun zoon een vriend en kameraad. Wat mij betreft, ik stuur het daar bewust op aan; want ik zie me graag bemind door wie me ’t naaste staat. Ik spiegel me aan mijn vader, die om mijnentwil vermomd als schipper met bedrog en list een koppelaar een meisje afnam, waarvan hij wist, dat ik, zijn zoon, er stapelgek op was. Hij schaamde zich niet op die leeftijd nog bedrog te plegen voor zijn zoon en door welwillendheid zich te verzekeren van zijn zoons genegenheid. Dat voorbeeld van mijn vader volg ik graag. Want Argyrippus heeft me juist gevraagd vandaag of ‘k hem voor zijn maîtresse kan helpen aan wat geld; en ik zou niet willen, dat hij wordt teleurgesteld. Ik ga om het te krijgen graag voor hem op stap. Zijn moeder daarentegen houdt hem kort en krap, zoals anders vaders doen. Van die traditie stap ik af; omdat mijn zoon mij zijn vertrouwen waardig keurt, verdient hij mijn respect toch zeker op zijn beurt. Nu hij zich wendt tot mij, zoals het een goed zoon past, wens ik, dat ’t geld hem voor zijn liefje wordt verschaft.

Libanus: Uw wens is ijdele wens, als ik het zeggen mag: uw vrouw heeft met haar bruidsschat Saurea meegebracht, de knecht die meer gezag dan u heeft en meer macht.


Dem
: (zuchtend) Jaja, ik kreeg het geld en ik verkocht mijn macht. Nu zal ik je in ’t kort vertellen wat ik van jou verwacht. Tweeduizend drachmen heeft hij nodig en op slag. Zorg dat hij die in handen krijgt.

Lib: Maar waar vandaan?

Dem: Je gapt ze maar van mij.

Lib: Dat is een reuze bak: ik mag van u een naakte man uitkleden! Ze van u gappen, die is goed! Vliegt u eens zonder vleugels! Hoe van u gappen? U bezit zelf geen sou, tenzij u iets gegapt hebt van uw vrouw.

Dem:Je licht maar iemand op, wie ’t is, doet er niet toe, hetzij mijn vrouw, mijzelf of Saurea, de knecht. Ik beloof je straffeloosheid, als het je gelukt.

Lib: U kunt me ook de hei op sturen om te vissen, of met een speer op jacht te gaan – in volle zee.

Dem: Betrek jij dan Leonidas ook in ’t complot. Broed maar iets uit, verzin maar iets, net wat je wilt. Als jij het me maar klaarspeelt, dat mijn zoon de duiten krijgt voor zijn vriendin.

Lib: Zeg mij dan, Demaenetus……

Dem: Wat?

Lib: ….koopt u me los als ik soms in een hinderlaag beland en door min vijanden word overmand?

Dem: Ik koop je los.

Lib: Heb dan geen zorg meer over mij. Ik ga naar ’t forum, als u het goed vindt.

                                             ***************

Scène 2: Wraak! (7)

Argyrippus: Gaat dat hier zo? Dat ik de deur wordt uitgekeild? Is dat de prijs hier voor verdienste uitgereikt? Wie goed doet slecht en slecht doet goed behandelen, hè? Maar die weg zul je niet lang meer bewandelen, zeg; want ik loop regelrecht naar de politie en geef je aan: ik laat je vonnissen, jou en je dochter, welteverstaan. Verleidsters en verpesters en verwoesters van de jeugd! Bij jullie vergeleken is de zee zelfs nog gedwee; de ruwste en meest verslindende zee zijn jullie twee. Op zee heb ik fortuin gemaakt; bij jullie ben  ik ’t kwijtgeraakt. Ondank en hoon is hier het loon voor weldaad en royaliteit. ‘k Zal niet berusten, jullie zult er nu van lusten; want wat ik aan kwaad kan doen, zal ik niet laten je te doen. ‘k Zal jou weer in de toestand brengen, waar je uit voortgekomen bent, in ’t randgebied van armoe en gebrek. ‘k Zal maken, dat je weet, wie jij nu bent en wie je bent geweest. Voordat ik je dochter kende en mijn hart aan haar verloor, leefde jij in de ergste ellende en in lompen van wat brood; en toch was je god nog dankbaar, als hij je dit beetje bood. Nu ’t je beter gaat door mij, schuif je me achteloos opzij. Maar ‘k zal je trots wel remmen en je door honger temmen. Op haarzelf – hoe zou ik boos zijn? Zij is schuldig slechts in schijn. Alles doet ze op jouw bevel; jij bent haar moeder en haar hel. Jouw geldt mijn wraak, die jij verdient hebt en ik stel je aan de kaak.

(pauzeert en kijkt rond)


Maar dat loeder van een moeder vindt het niet de moeite waard om te komen en te praten om mijn woede te bedaren. Ha! Daar komt ze toch, die lokeend. Dan zal ik maar ongezocht haar voor ’t huis de waarheid zeggen, nu ik ’t in haar huis niet mocht.

                                                 ******************

Scène 3: Tijdnood.(8)

Vierde bedrijf:

Diabolus, rivaal van Argyrippus, komt op met een volgeling, zijn ‘parasiet’.

Diabolus: Kom, laat me het contract zien, dat je hebt opgesteld voor ’t mens, het meisje en mij; lees de clausules voor; want jij bent als auteur uniek voor zulk een zaak.

Parasiet: Het mens zal rillen, als ze de clausules hoort.

Dia: Vooruit dan man, lees voor!

Para: U luistert?

Dia: Ja, ik luister.

Para: (leest voor) ‘Diabolus, de zoon van Glaukus geeft hierbij tweeduizend drachmen aan Cleareta, de waardin, opdat Philenium dag en nacht hem toebehoort dit hele jaar.’

Dia: Ja, en aan niemand anders meer.

Para: Moet dat erbij?

Dia: Ja, schrijf het er goed duidelijk bij!

                                              ******************

Mogelijk begeleidende teksten zijn op mijn website Klassieke Humor te lezen in de rubriek “Grappen” helemaal op het eind rechts onder. En in de commentaren van andere aangehaalde stukken van Plautus op mijn blog.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten