Met vakantie in Italiaans Toscane
Vanuit Fiesole, dichtbij het Florence van Boccaccio, gingen we om de scheve toren te bekijken op bezoek in Pisa. Ik kan iedereen aanraden naar Fiesole (blog Decamerone) te gaan, én ook naar Pisa, niet zozeer om de scheve toren te bekijken, maar vooral om een bezoekje te brengen aan het Camposanto, dat naast de toren is te vinden. De muurschilderingen (fresco’s) zijn adembenemend. De muurschilderingen lijken als van de hand van Jeroen Bosch, maar dan in het overweldigend groot. Als goed geaarde katholiek sta ik verbluft over wat ik hier krijg te zien.
Natuurlijk had ik de noten gelezen in de vertaling van de Decamerone
door Frans Denissen (over het verhaal op pag. 559; noot op pag. 843): “…Zijn
vriend Buonamico Buffalmacco (1262-1340) genoot als schilder veel meer aanzien.
Ook hij maakte fresco’s onder andere tussen 1330 en 1340 het beroemde “Triomfe
della morte” in het Camposanto te Pisa – een schildering die vaak met de
“Decamerone” in verband is gebracht, omdat er een vrolijk hoofs gezelschap op
staat afgebeeld dat net als het gezelschap in de “Decamerone” bestaat uit zeven
vrouwen en drie mannen…” maar toen
ik in Pisa met de fresco’s werd geconfronteerd, was ik helemaal vergeten wat ik
erover had gelezen.
De muurschildering hieronder is dus gemaakt, voordat de Decamerone
is geschreven!
Maar laten we eens goed toekijken! Opvallend is de luchtige
vrolijke samenstelling van het gezelschap. Kleuren, houding en inhoud doen
denken aan een andere Italiaanse schilder uit die tijd: Botticelli. Het interessantste is echter, dat hier niet 7 vrouwen en 3 mannen staan
afgebeeld. Het gezelschap bestaat uit zeven mannen en drie vrouwen. De samenstelling
man-vrouw is precies omgekeerd aan het gezelschap uit de Decamerone,
waar het gezelschap bestaat uit 7 vrouwen en 3 mannen. Boccaccio had dat
gedaan, omdat hij een vrouwvriendelijk boek wilde schrijven. De grappenmaker en
schilder Buffalmacco van de fresco in Camposanto koppelt de voorstelling direct
aan de pest in Pisa, en laat een vrouwelijke
doodsengel met zeis neerdalen op zijn
illustere gezelschap dat zich aan vermaak overgeeft. Om de een af andere reden,
die Boccaccio niet zinde, laat Buffalmacco meer mannen aan de zeis van de Dood
ontsnappen dan vrouwen!
In het eerste verhaal, waarin Buffalmacco in de Decamerone
een rol speelt, neemt hij zijn vriend Calandrino te grazen. Ik ga er een
samenvatting van geven om over te kunnen stappen naar het onderwerp van de
komende tijd: Nasreddin, zoals deze trickster voorkomt in het boek over de
Soefi’s van Idries Shah (1).
In het Derde verhaal op de Achtste dag, vertelt Boccaccio bij monde van El-issa (vertaald vanuit het Arabisch: Jezus (Aïssa), waarbij het lidwoord (El) benadrukt dat hij van adel is! Dido van het Fenicische Carthago wordt ook wel Elissa genoemd.) het volgende. Calandrino (Kalenders --bedelderwisjen trokken door de hele Arabische wereld) gaat op zoek naar een toversteen, omdat die hem onzichtbaar kan maken. Hij doet dat samen met zijn vrienden Bruno (ook een schilder, maar minder getalenteerd) en Buffalmacco. Ze gaan in de rivier Mugnone bij Florence op zoek naar deze toversteen, die zwart behoort te zijn. De vrienden weten van de lichtgelovigheid van Calandrino en willen hem een lesje leren. In een rivier kleuren natte stenen altijd zwart en worden ze wit als ze drogen. Calandrino pakt alle zwarte stenen die hij maar ziet, en loopt er uiteindelijk bij als een pakezel, nog steeds om zich heen kijkend op zoek naar die ene zwarte steen die hem onzichtbaar zal maken. Dan hoort hij ineens zijn “vrienden” zeggen: “Waar is toch Calandrino? Ik zie hem nergens meer….” Daarop neemt Calandrino de benen, omdat hij bang is dat ze hem zijn toversteen zullen afpakken. Thuis gekomen, ziet zijn vrouw hem direct bij zijn binnenkomst, en omdat Calandrino hierover heel erg teleurgesteld is, begint hij haar bont en blauw te slaan. De “vrienden” komen tussenbeide, maar het leed is al geleden, door de vrouw.
Het is duidelijk dat dit verhaal sterk Arabische kenmerken
heeft. Daar wil ik het dit keer niet over hebben. Maar wel over een Romeins
klassiek trekje in het verhaal. “Maccus” van Buffal-Macco betekent namelijk in
het Latijn “dom” en was de aanduiding voor een clownstype (een hansworst) in de
klassiek Romeinse tijd. En “Buffal” komt van het Latijnse buffare, zich
de wangen bol opblazen. Kinderen kennen nog het spel waarbij je je de wangen
vol lucht blaast en door er dan een klap op te geven, ontstaat er een ploffend
geluid dat doet lachen. In het circus trad vaak een clown op die met volle
wangen kwam binnengestormd en midden in de arena zijn mond, die gevuld bleek
met “water”, om zich heen spuitend leegde. In een Romeins circus traden deze
“clowns” op en hadden zoveel succes dat er concurrentie ontstond, wie het beste
deze toer op het toneel kon brengen. De act doet denken aan de briesende stier,
die stond voor de feestvierende Dionysus. Ik moet dan ook meteen denken aan de spreekwoorden waarin de os een hoofdrol speelt. “Buffal” kan dan ook naar mijn idee betrekking hebben op de os . Je ziet hoe de schilder Buffalmacco
eruit heeft kunnen zien door de ogen van Boccaccio!
En laat er nu een Nasreddin verhaal zijn, dat ook over ossen
gaat, en toch wel iets weg heeft van het verhaal van Boccaccio. Volgens Idries
Shah gaat dit verhaal als volgt en heeft het de volgende betekenis:
Het deelnemen aan het bedrijf van de werkelijkheid is
heel erg verschillend van intellectuele uitweidingen over vaststaande feiten. Om
dit te illustreren het volgende verhaal.
Nasreddin nam eens aan paardenraces deel, waaraan
iedereen mocht meedoen, met de langzaamste voort sjokkende ossen die je je maar
kunt voorstellen. Iedereen lachte hem uit, omdat het algemeen bekend is dat een
os niet hard kan lopen.
“Nonsens,” zei de Mulla, “ze kunnen weldegelijk hard lopen, als je ze de kans
daartoe geeft. Waarom is het anders dat toen ze nog klein, kalf, waren ze wel
hard konden lopen? En nu zijn ze traag, nu ze volwassen zijn, en dat komt,
omdat ze niet hebben kunnen trainen, en die kans niet hebben gekregen. Waarom
zouden ze anders nu niet harder kunnen lopen dan toen ze klein waren?” (2)
Nu
kent dit verhaaltje ook nog een andere versie (Decourdemanche, Jean-Adophe:
Sottisier de Nasr-eddin-Hodja, Bouffon de Tamerlan, Gay et
Doucé, Bruxelles, 1878: LXIV
(64)), getiteld: De os vervangt het paard.
“Op
een dag wilde de heerser Tamarlan een partijtje polo (zie afbeelding hiernaast) spelen. Dat doe je
te paard. Tamarlan nodigde de Hodja (Mulla) uit om aan de wedstrijd deel te
nemen. Nasreddin kwam naar de hippodroom (het parcours voor paardenrennen)
gezeten op een enorme os. De toeschouwers lachten hem uit bij het zien van zijn
binnenkomst in de arena. – “Hé Hodja,” zeiden ze,” heb je er nooit van gehoord
dat een os niet kan rennen?” –“Waarom lachen jullie me uit?” antwoordde de
Hodja. “Ik heb ossen gezien die wel hard konden lopen! Zelfs harder dan
paarden, toen ze nog klein, een kalf waren. Wat zeg je me daarvan? Je weet maar
nooit!”” (3)
Mijn
uitleg bij dit verhaal is, dat het kritiek is op de frustrerende (stier wordt
os) maatschappij bestuurd door een dwingeland als Tamarlan. Kortom een
politieke boodschap. Bij Idries Shah gaat de uitleg volstrekt anders, maar
daarom niet minder juist of beter!
Dit verhaal verzet zich tegen het geloof dat alleen maar
omdat iets – of iemand- oud is, het noodzakelijkerwijs beter is dan iets dat
jonger is. Soefisme, een bewust beleefde en levende activiteit is niet aan het
verleden of een verborgen traditie gebonden. Iedere tegenwoordige Soefi
vertegenwoordigt iedere Soefi die vroeger heeft geleefd, of iedere Soefi die
ooit nog zal leven. Baraka (religieuze, voedende energie)
is altijd en overal in gelijke mate
aanwezig: nu, in het verleden en in de toekomst. Een onheuglijke traditie
draagt niet bij aan zijn aantrekkingskracht (romance), omdat baraka een
constante is (WtM: als licht in de relativiteitstheorie).
Een verdere uitdieping van dit verhaaltje wijst erop dat
de jongere (de Soefi-leerling, het kalf) zich kan ontwikkelen tot iemand van
een geheel andere aard (function) als wat hij van zich zelf verwacht had te
worden. (Hij had verwacht een volwassen koe of stier te worden, maar werd door menselijk ingrijpen een os!) De klok kan niet worden teruggedraaid. Zij
die bouwen op speculatieve theorieën moeten niet hun toevlucht tot het Soefisme
nemen. (4)
Nu doet zich het merkwaardige feit voor dat deze uitleg ook
teruggaat op weer een andere versie van een Nasreddin-verhaal ((Decourdemanche, Jean-Adophe:
Sottisier de Nasr-eddin-Hodja, Bouffon de Tamerlan, Gay et
Doucé, Bruxelles, 1878: CVIII (108)): De fout van het kind valt de vader te
verwijten.
“Op een dag was de Hodja aan het ploegen met twee ossen. Een
van die ossen was heel erg lui, de jongste. Meteen, toen hij begon te ploegen,
wist die ene luie os zich los te rukken en sloeg op de vlucht. De Hodja was
hierop niet alert. Toen hij het bemerkte, begon hij de os die overgebleven was
te slaan. –“Waarom,” vroeg men daarop aan de Hodja, “sla je de jongere os niet?
En ga je los op de oudere? –“Het komt allemaal door die oude os,” zei daarop de
Hodja, “omdat het erop lijkt dat hij helemaal geen oog heeft voor de jongere os
en hem heeft laten ontsnappen!”
Dit is spreekwoordelijk geworden voor duizenden mensen, die deze
uitspraak, als de gelegenheid zich voordoet, te berde brengen.”(5)
Hier vinden we de uitleg van Idries Shah terug dat het erom gaat niet bij voorbaat de autoriteit van ouderen
te accepteren. Maar het gaat om meer, omdat het ook pedagogische kritiek is op
ouders die hun kinderen niet opvoeden, in die mate dat de ouders geworden zijn
tot ossen die hun kinderen niet meer als hun kinderen (kunnen?) erkennen. En
natuurlijk gaat het erom dat iedereen altijd de ander de schuld geeft. Net
zoals Calandrino zijn vrouw slaat, terwijl hij zelf en zijn kameraden de enige
schuldigen zijn. De gevolgen van speculaties!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten