dinsdag 3 december 2019

Hoe Pantagruel het eiland van de rekenezels (1) met de lange vingers en haakhanden bezocht; en van de avonturen die hij er meemaakte en de monsters die hij er aantrof.

Klik hier noten en commentaar.


Zodra het anker was uitgeworpen, en de zeilen verzekerd vastgezet, lieten we een sloep te water. Nadat de goede Pantagruel de gebeden had gezegd en de here God ervoor had bedankt dat Hij hen van zo’n groot gevaar had gered en ervoor behoed, klom hij met al zijn reisgezellen in de sloep om aan land te gaan. Dat was niet moeilijk, omdat de wind was gaan liggen en de zee tot bedaren was gekomen. In korte tijd bereikten ze de rotsen.

Epistemon stond vol verwondering het landschap en de vreemd gevormde rotsformaties te bekijken, toen ze voet aan wal zetten. En hij informeerde ernaar bij enige bewoners van het land. De eerste tot wie hij zich wendde, had kleren aan in de kleur van de koning (blauw) met een wambuis van fijne stof en satijnen mouwen. Hij had zeemleren schouderstukken en een (2) muts op. Kortom een man die er wezen mocht en die zoals we later vernamen Fortuinmaker heette. Epistemon vroeg hem hoe deze rotsformaties en vreemde valleien heetten. Fortuinmaker (3) antwoordde dat ze zich bevonden in een kolonie met de naam Dossiers (4), die gesticht was door het land Volmacht (5). Achter de rotsen, na een kleine doorwaadbare plaats te hebben overgestoken, zouden wij de Rekenezels (6) aantreffen.
“Bij de zegeningen van de Extravagantes (7), “ liet broeder Jan zich ontvallen, “ waar leven jullie (8), beste mensen, van? Zit er bij u ook nog voor ons wat onder de kurk? Want al wat ik zie aan materieel is perkament, inktpotten en schrijfveren.” “Dat is alles wat we nodig hebben om van te leven. Want iedereen die op dit eiland komt, nemen wij onder handen.” “Waarom?” zei Panurg, “Zijn jullie soms kappers? Moeten ze zich kaal laten scheren?” “Ja,“ zei daarop Fortuinmaker, “tenminste, als je bedoelt dat we ze financieel kaal plukken.” “Nou, “ zei Panurg die net zijn beurs was kwijtgeraakt, “van een kale kip valt het moeilijk veren te plukken. Maar breng ons naar die Rekenezels, want wij komen uit het land van Wetenschap waar geen rooie cent te verdienen valt.”

Terwijl zij zo kletsten, kwamen ze aan op het Eiland van de Rekenezels, want al vlug waren ze de doorwaadbare plaats overgestoken. Pantagruel had grote bewondering voor de infrastructuur, de bebouwing en 
huisvesting van de inwoners van het land. Want zij woonden in een grote (wijn-)pers, waar je inklom via een trap van 50 treden
(9), en om de grote pers
 (er waren kleine, grote, geheime, middelmatige en van allerlei andere soorten)  te betreden, moest je door een galerij met zuiltjes als in een klooster. Vandaaruit kon je de ruïnes zien van over de hele wereld. Dit panorama bood uitzicht op een galgenveld (10) met galgen en kruisen voor grote misdadigers, zodat je de schrik om het hart sloeg. Pantagruel die vond het wel wat. Toen Fortuinmaker dat zag, zei hij: “Meneer laten we doorlopen, dit is nog maar niks.”

“Hoezo,” zei broeder Jan, “dit is niks! De moed zakt me in de schoenen, het water stijgt me tot de lippen: Panurg en ik vergaan ondertussen van de honger. Ik heb dorst en die ruïnes zijn niet om aan te zien.” “Kom,” zei daarop Fortuinmaker. En leidde ons een kleine pers in, die verscholen lag achter een grotere. Deze pers noemden ze in de taal van dit eiland Pithie (gelagkamer: 11).

Vraag me niet, of de heren Jan en Panurg daar zich te goed deden aan al dat lekkers! Ze hadden daar: worstjes uit Milaan (12), kalkoenen, kapoenen, trapganzen, malvezij wijn. Alle vleeswaren waren op de beste en vlugste manier klaargemaakt (fastfood!). Een kleine opperkelner bij een toog zag dat broeder Jan een verliefde blik wierp op een fles, die iets terzijde van de andere flessen wijn stond. Meteen liet hij daarop aan Pantagruel weten: “Mijnheer, ik zie dat er iemand in uw gezelschap zijn oog heeft laten vallen op deze fles hier. Ik verzoek u met nadruk deze fles niet te openen, want die is gereserveerd voor de hoge heren (13)”. “Wat zeg je me nou?” zei Panurg. “Zijn er hier ook nog hoge heren? En men perst er wijn voor zover ik zie?!” Daarop liet Fortuinmaker ons een kleine verborgen trap op klimmen. Vandaaruit kon je de hoge heren zien, die in een grote wijnpers zaten. En hij vertelde ons dat het aan iemand niet was toegestaan om hier naar binnen te gaan zonder toestemming (14). Door dit raampje konden we ze bespieden zonder dat zij ons zagen.
Wij zagen in d e grote wijnpers, twintig of vijfentwintig (15)  ouwe nietsnutten rondom een groot bureau (16) met een groen tafelblad elkaar aankijken. Ze hadden lange handen als de stakerige benen van kraanvogels met nagels van wel twee voet. Want zij mochten hun nagels niet knippen, zodat het wel haken leken als op hellebaarden of punters waarmee een binnenschipper zijn boot vooruit duwt. Op dat moment werd er een grote druiventros aangesleept uit de wijngaarden daar te lande. Deze druivensoort staat bekend onder de naam Extraordinair, omdat ze hangt aan stokken (17). De druif was nog maar nauwelijks binnen, of ze begonnen te persen, en er was geen greintje druif waaruit ze niet het gulden gouden sap zó wisten te persen, dat duidelijk was dat de arme druif helemaal droog en vezelig was en er echt geen druppeltje sap meer in zat. Fortuinmaker vertelde ons dat ook al waren er niet vaak zulke grote en volle druiven als deze keer, er altijd andere druiven waren voor de wijnpers.

“Mijn beste, “zei Panurg, “ik zou graag willen weten of er veel wijngaarden zijn waarvan ze druiven betrekken?” “Ja,” zei Fortuinmaker, “kijk, zie je dat kleine druifje, dat ze nog eens in de wijnpers doen? Dat komt uit de wijngaard van de Gedecimeerden (18): die hebben ze al eens in de wijnpers gedaan, maar het drap daarvan, de  wijnmoer,  wordt ook nog eens geperst. Waarom? Omdat de olie stonk als een meurende priester in een muffe hutkoffer (19). En dat lusten de hoge heren niet. “Maar waarom, “vroeg Pantagruel, “doen ze die dan nog een keer in de wijnpers?” “Om te zien, “ zei Fortuinmaker, “of ze niet iets over het hoofd hebben gezien bij het proeven van het sap of in het recept. (Sandfort: of ze geen nattigheid voelen, nu er een luchtje aan zit.)”  “Tjonge, jonge, nog aan toe!” zei broeder Jan, “en zulke mensen noemen jullie onwetende ezels? Verduveld nog aan toe, die zijn in staat om sap uit een muur te persen (20)!“ “Dat doen ze ook, “ zei Fortuinmaker, “want vaak genoeg zetten ze hele kastelen, parken en bossen in de pers, en slagen ze erin uit alles drinkbaar goud te maken.” “U bedoelt zeker: draagbaar goud, “ kon Epistemon niet nalaten te zeggen. “Ik zei: drinkbaar!” antwoordde Fortuinmaker, “want men drinkt hier menige fles, die men beter niet drinkt (21). De wijn komt van zoveel verschillende wijngaarden dat men niet meer weet hoeveel het er zijn. Kom hier maar eens kijken en zie in deze hof (22) duizenden wachten op het uur dat ze uitgeperst zullen worden. Ze komen van de staatswijngaarden, van particulieren, van grootgrondbezitters, van leenheren, uit giften, schenkingen, landgoederen (23) , van kleine pleziertjes (quilty pleasures)  , overnachtingen, collectes of het koningshuis (24).” “En wat is die vette wijnpers daar, waar al die kleintjes omheen staan?” “Dat,” zei Fortuinmaker, “is de Spaarpot (25). Dat is uit de wijngaard waarvan de beste druiven worden betrokken. Als die aan de beurt is om uitgeperst te worden, duurt het wel zes maanden, voordat je je het aan de hoge heren niet meer kunt ruiken.” 

Toen de hoge heren opstonden van de vergadertafel, vroeg Pantagruel aan Fortuinmaker dat hij ons meenam de grote wijnpers in, wat hij graag deed. Zodra iedereen binnen was, begon Epistemon, die alle talen beheerst, de opschriften met instructies in de wijnpers uit te leggen. Zoals gezegd was de wijnpers een mooi en groots ding en zoals Fortuinmaker ons zei van het hout van het kruis gemaakt, waaraan Christus was gestorven. Op elk onderdeel stond beschreven waartoe het gebruik diende, in de taal van het herkomstland. (Een indrukwekkende lijst geheimtaal waarvoor de wijnpers een metafoor is, volgt. Onderstaande afbeelding is een plaatje van een gewone pers, geen wijnpers. In het commentaar staat een plaatje van een wijnpers (25), waaraan dezelfde onderdelen zitten als aan een gewone pers. Onderstaand plaatje is alleen duidelijker om de onderdelen te kunnen benoemen.)



De schroef (8)  om te persen heette Inboeking; de overloop (10), de Onkosten; de hevel (2), de Rekenstaat; de(schoen-) zolen (6), het berekende, nog niet ontvangen geld: Kruisposten; de persvaten, Aanhoudingen, afwachten of er betaald gaat worden; de rammen (7), Afgeboekte, weggestreepte niet terug te ontvangen uitgaven (radietur); het paar dragers van de hefboom (3), Terug te vorderen gelden (recuperetur); liggende opgeslagen vaten, Opwaarderen; de handvaten, Opnemen; vaten die moeten worden opgeslagen in de wijnkelder, Aanwinsten; de rugzakjes, Subsidie, betalingen volgens rechtsgeldig regelingen; de dragers, Transport (overbrengen van gelden van de activa naar passiva, van inkomen naar vermogen); de emmers, de macht; de trechter, vervallen verklaarde gelden wegens geestelijke ontoereikendheid (quittus). (26)

 “Bij de koninginne der worstjes,“ zei Panurg, “alle hiërogliefen van Egypte zijn duidelijker te begrijpen dan dit. Welke code is dit? Welk jargon? De duivel heeft ze gemunt als geitenkeutels, voor sommigen leesbaar, maar voor de meesten niet. Maar waarom, mijn beste, mijn vriend, zeggen ze dat deze mensen geen kennis van zaken hebben?” “Dat is,“ zei Fortuinmaker, “omdat ze niet hebben gestudeerd om dit vak te kunnen uitoefenen, wat ook niet van ze wordt gevraagd. Elke onbenul kan deze functie krijgen. Alles gebeurt zonder erbij na te denken, een reden hoeft er niet voor zijn. Wat geldt, is: als de hoge heren het zeggen en ze willen het, dan hebben ze het bevolen.” “Bij de enige echte god,“ zei daarop Pantagruel, “omdat ze zoveel verdienen aan de druiven, zal hun erewoord (27) ook wel heel veel waard zijn.” “Twijfelt u daaraan?” vroeg Fortuinmaker. “Er gaat geen maand voorbij zonder opbrengst: in uw land is het heel anders gesteld. Daar brengt het erewoord maar eens in het jaar wat op.”

Daarna werden we langs duizenden kleine wijnpersen geleid. Op het eind zagen we nog weer een klein bureau, waaromheen vier of vijf van die nietsnutten zaten, vieze mannetjes, en chagrijnig als ezels (28) die je een poepzak (29) aan de kont bindt. Deze mannetjes plozen de droesem na op de laatste resten druif: die noemde men hier Hercorrectors. Dit zijn de meest afstotelijke schurken om te zien, zoals je nog nooit eerder heb gezien (30).  We passeerden een ontelbaar aantal kleine wijnpersen, die alle vol zaten met mensen die aan het oogsten waren (31). Deze oogsters zochten de pitjes eruit die waren gaan gisten. Ze noemden dat het aanmaken van een account. Ten slotte kwamen we aan in een zaal met een lage zoldering, waar we een grote buldog zagen met twee koppen, de buik van een wolf en nagels als de duivel van Lamballe (32)

Dit beest leefde van de moedermelk van bovenvermelde verzoeken om een account, en werd daarom op gezag van de hoge heren met veel omzichtige zorg behandeld, omdat hij voor ieder afzonderlijk de opbrengst waard was van één leuk stuk landgoed. In de taal van de Onwetenden (de rekenezels) heette het Dubbel. (Creatief boekhouden, omdat ze Dubbel vingen van de belastingen, in eerste instantie  door er geen belastingen over te betalen, en in tweede instantie door voor het omvangrijke onderhoud van de landgoederen subsidie te vragen.) De moederteef van de buldog was ook aanwezig met eenzelfde vacht en aanzien, behalve dan dat zij vier koppen had, twee mannelijke en twee vrouwelijke. Haar noemden ze Vierdubbel (omdat er voor haar ook nog eens belastingaftrek via de inkomstenbelasting voor beide bovengenoemde posten mogelijk was). Zij was het gevaarlijkste beest van allemaal, en de gevaarlijkste op de grootmoeder na, die we opgesloten zagen zitten in een hondenhok, wat de rekenezels een Executoriaal Beslag  noemden, waarbij De koning  het landgoed had onteigend vanwege te grote malversaties.

Broeder Jan, die altijd wel twintig meter lege slokdarm beschikbaar had om een afgeladen advocaten-maaltijd mee te vullen, raakte geïrriteerd. Hij bracht Pantagruel  het middagmaal in gedachten en vroeg Fortuinmaker daarbij uit te nodigen. Toen we om te gaan eten de achterdeur namen om te vertrekken, kwamen we een oude, geketende man tegen -- voor de helft Onwetend en voor de andere helft Wetend -- die eruit zag als een androgyne duivel, half man en half vrouw en overdekt met brillen, als een schildpad in een maliënkolder. Hij leefde van een stuk vlees dat men in de landstaal Appelation (van “appelation contrôlée” op wijnflessen) noemde ( een appeltje voor de dorst—Sandfort). Toen Pantgruel hem zag, vroeg hij aan Fortuinmaker tot welk ras dit notarisachtige soort behoorde en hoe ze hem noemden. Fortuinmaker deelde ons mee dat hij al lange tijd onder hen was en dat hij kon bogen op een geweldige stamboom. De hoge heren betreurden dit en beleefden geen plezier aan dit soort geketende kerels, en degene die ze hier zagen, hongerden ze uit, en noemden ze Herzien (-e uitgave).  “Bij alle heilige, pauselijke drollen,” zei broeder Jan, “het mishaagt me geenszins dat alle hoge Onwetende heren zo’n misbaar maken om die smulpaap. Mijn god nog aan toe, verbeeld ik me nu dat hij lijkt op de Aaiepoes (= Grippeminaud: figuur uit de hoofdstukken 11-15, een advocaat)? Die kerels hier, hoe onwetend ze ook mogen zijn, weten eigenlijk net zoveel als al die wetenden! Ik zou hem graag terugsturen naar waar hij vandaan is gekomen, en hem eens flink in de bil prikken met een scherp voorwerp zou goed van pas kunnen komen!

“Als je zó bekijkt, door mijn Oriëntaalse bril,” zei Panurg, “heb je gelijk, broeder Jan! Want dat tronie van die valse Herziene schurk zegt me dat hij nog Onwetender en slechter is dan deze arme Onwetenden hier, die genoegen nemen met minder kwaad dan ze kunnen aanrichten, zonder lange processen te voeren. Deze plukken de vruchten zonder tussenhandel of gerechtelijke uitspraken, waarover de Bontgevoerde Katten (de tegenpartij van de Aaiepoezen: zie voorgaande hoofdstukken 11-15) zich zó kwaad maakten.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten