dinsdag 8 oktober 2019

Hoe Pantagruel zee koos om het orakel van de Goddelijke KlankKruik (بقبق  ,  BacBuc: 1) te bezoeken. 



Klik hier voor de originele teksten en noten.



In de maand juni, op de dag van de Vesta-feesten – om precies te zijn op de dag waarop Brutus Spanje veroverde en de Spanjaarden overwon, en ook de dag waarop de vet hebberige (2) Crassus door de Parthen te grazen werd genomen – nam Pantagruel afscheid van de goede Gargantua, zijn vader, die voor hem bad ( zoals in die dagen de gewoonte was onder heilige christenen van de jonge kerk als ze eropuit trokken) om een voorspoedige reis voor zijn zoon en zijn hele gezelschap, en  ging hij scheep in Zee Haven (3) , vergezeld van Panurg, Broeder Jan (4), Epistemon, Gymnast, Eusthenes, Thizotoom, Carpelim (5) en andere oud gedienden, alsook Xenomaan (6), de grote wereld- en ontdekkingsreiziger van nieuwe gevaarlijke zeeroutes, die een paar dagen tevoren was aangekomen op verzoek van Panurg. Deze had Gargantua, met de beste bedoelingen, uitgelegd met de kaart erbij, de grote Hydrographiewelke route zij zouden nemen om het orakel van de Goddelijke Fles KlankKruik (Bacbuc) te bezoeken. Om hem gerust te stellen liet hij de tekening van de route bij hem achter.

Het aantal schepen was gelijk aan dat wat ik in Boek III heb verteld. En dit aantal werd nog versterkt met Drieriemers,  roeischuiten (rambergers), galjoenen,   en liburnische schepen (liburnica: oorspronkelijk een schip van Yllirische zeerovers): goed bemand, goed opgekalefaterd, goed voorzien van een overvloed aan pantagruélion (7). Het samenroepen van alle officieren, tolken, loodsen, kapiteins, stuurlieden, scheepsjongens, roeiers en matrozen had plaats op de Thalamege (8). Zó was het grote vlaggenschip van Pantagruel genoemd, dat een achtersteven had dat leek op een grote en omvangrijke fles, half van zilver, goed blinkend gepoetst; de andere helft was van goud, in een hoogrode kleur geëmailleerd. Hieruit viel vlug op te maken dat wit en licht rood de kleuren waren waaronder de nobele reizigers voeren en dat ze eropuit waren om het Woord van de Fles te vernemen.
Hoog op de achtersteven van het Tweede schip was een antieke lantaren te zien, gemaakt van doorzichtig en doorschijnend keramiek om duidelijk te maken dat zij op weg waren naar Lantaarnezië.

Het Derde had op de achtersteven een mooie diepe drinkbeker van porselein. Het Vierde een gouden pot met twee handvaten (9) als van een antieke urn. De Vijfde een gebarsten smaragdgroene vaas met één oor (handvat). De Zesde een miskelk (10) vervaardigd van vier verschillende soorten metaal. Het Zevende had een ebbenhouten tonnetje met gouden hoepels erom heen. Het Achtste een drinkbeker versierd met guirlandes zoals ze dat doen in Damascus (soort Jugendstil) .   Het Negende een (bier) pul van het fijnste goud. De Tiende een kop van welriekend agaloche (u noemt dat aloë-hout) op oriëntaalse wijze met goud uit Cyprus opgesmukt. De Elfde een gouden druivenkorf versierd met mozaïek. De Twaalfde een mat gouden wijnvat versierd met druivenranken en druiven, gemaakt van Indische parels. Zodat er niemand te vinden zou zijn, hoe bedroefd en neerslachtig, knorrig of humeurig dan ook, al was het Heraclitus zelf die huilebalk (11) , die niet blij werd en al zijn gal overboord zette, glimlachte bij het zien van dit zwierige konvooi met al die blazoenen; die niet meteen dacht dat alle opvarenden rechtgeaarde drinkers waren, en niet met zekerheid voorzag dat het uitvaren en de terugkomst voorspoedig en in volmaakte gezondheid zou verlopen.

Op de Thalamege kwamen ze allemaal bij elkaar. Daar hield Pantagruel een korte en godsvruchtige toespraak, geheel gebaseerd op citaten uit de Bijbel die gingen over de zeevaart. Toen die was afgelopen werd er met klinkende en klare stem een gebed aangeheven waar de inwoners van Zee Haven aandachtig naar luisterden, die op de kade waren toegelopen om de inscheping te zien. Daarna werd in schone samenzang het psalm van de heilige koning David gezongen, dat begint met Toen Israël uit Egypte toog (12).  Toen de psalm uit was, ging men op het voordek de tafels dekken en werden de spijzen zonder verder oponthoud klaar gezet. De inwoners van Zee Haven die het psalm hadden meegezongen, lieten uit hun huizen de nodige etenswaren en wijnvoorraden aanrukken. Allen dronken hun toe. Zij dronken op allen. Dit was de reden waarom niemand van het gezelschap op zee last had van overgeven of andere maag- of hoofdperikelen. Van deze ongemakken zouden zij niet zo licht vrij zijn gebleven door enige dagen zeewater te drinken (hetzij zuiver of met wijn vermengd), of door het eten van kweeperen, of citroenschil, of sap van zure granaatappels, of door lang weinig te eten, of door zijn maag met papier af te dekken, of door het doen van nog andere dingen die dwaze dokters voorschrijven aan mensen die de zee op gaan.

Na vele malen op elkaar geklonken te hebben (13), ging ieder naar zijn eigen schip. En op het goede moment hesen zij de zeilen, toen er een Grieks windje uit het oosten kwam.  De route die James Brayer (14), de chefstuurman, met de kompas had uitgezet, was als volgt. Want het was zijn idee evenals dat van Xenomaan, om  langs de breedtegraad recht op Indië af te varen en door deze as naar het westen te volgen om de Noordpool heen te varen, op zo’n manier dat ze onder het Noorden heen laverend, dezelfde breedte hielden als waarop de haven van Olonne lag, zonder te dichtbij de IJszee te komen, vrezende dat als ze de IJszee binnen zouden varen,  daar ingevroren zouden raken (als Willem Barents) ; en om bij het afleggen van deze klassieke reis steeds langs diezelfde breedtegraad door te varen, de IJszee rechts in  het Oosten te houden, terwijl zij bij hun vertrek links daarvan lag (15). Dit deden ze, omdat het Orakel van de Goddelijke Klankkruik (BacBuc) ergens bij Carey in Boven-Indië te vinden was, en ze niet de gewone route wilden nemen van de Portugezen die over de evenaar heen en om Kaap de Goede Hoop (Bona Esperanza) op  het zuidelijkste puntje van Afrika heen voeren, en de Noordpool links lieten liggen, om langs een ontzaglijke lange weg Indië te bereiken.

En deze beslissing viel ongelooflijk goed in hun voordeel uit, want zonder schipbreuk, zonder gevaar, zonder verlies van volk en in grote kalmte (op een uitzondering na van één dag in de buurt van het eiland der Macreonen: hfd 18 tot 25) deden zij in minder dan vier maanden de reis naar Boven-Indië, die de Portugezen onder duizend wederwaardigheden en met talloze gevaren op ‘t nippertje in drie jaar volbrachten. En zolang niemand mij tegenspreekt, blijf ik de mening toegedaan, dat deze gelukkige koers ook gevolgd is door de Indiërs die naar Germanië zeilden en door de koning der Sueben (Zweden) keurig werden onthaald, toen Quintus Metellus Celer proconsul van Gallië was, zoals is gerapporteerd door Cornelius Nepos en Pomponius Mela, en Plinius na hen (16)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten