Het complot houdt
in dat Hortensius en Crassus uit wraak het erop aanleggen dat Cicero moet getuigen in de zaak tegen
Clodius, de rebel. Cicero heeft Hortensius
en Crassus met gefingeerde brieven waarin hij doet alsof Catilina en consorten de staat omver willen werpen, ertoe verleid op hun gezag en dat van Cicero Catilina te
arresteren, te berechten en uiteindelijk ter dood te brengen. Later, door de
getuigenis tegen Clodius, komt Cicero zelf in de problemen, doordat de jeugd
hem het leven zuur maakt. Uiteindelijk wordt hij zelfs verbannen (Deel 3). Hortensius,
Crassus en niet te vergeten Clodius hebben wraak op hem genomen.
Resultaat van een Complot.
Alvorens verder te gaan in mijn verhaal, wil ik in herinnering roepen dat Cicero eerst een vriend was van Clodius, de rebel. En in de zaak Catilina (1) had Clodius Cicero onschatbare diensten bewezen, in de samenwerking en beveiliging van zijn persoon. Maar toen Clodius op de klacht van heiligschennis, die tegen hem ingebracht werd, nadrukkelijk antwoordde dat hij zelfs niet in Rome was op het moment dat het voorval in het huis van Caesar gebeurde. En hij beweerde dat hij elders was ver van de plaats des onheils, getuigde Cicero tegen hem door te verklaren dat Clodius die dag bij hem thuis was geweest en hem over bepaalde zaken had geraadpleegd, en dat was waar.
Men dacht
echter dat Cicero deze verklaring niet afgaf om waarheidsvinding, maar dat het
een truc was van zijn vrouw, Terentia, om wraak te nemen op Clodia, de zuster
van Clodius, van wie zij dacht dat haar man een oogje op haar had. Want er was
vijandschap tussen haar en Clodius vanwege het doen en laten van zijn zuster
Clodia. Terentia dacht dat de mooie Clodia haar zinnen erop had gezet haar man
te verleiden om met hem te trouwen (2). Zij
bediende zich daarbij van een zekere Tullus (3).
Tullus was een medewerker en bijzondere vertrouweling van Cicero. En de
voortdurende bezoekjes en attenties van Cicero aan Clodia, die nu naaste buren
van elkaar waren, maakten Terentia jaloers en wantrouwig.
Zo komt het
dat omdat Terentia zo haar meedogenloze methodes had en zij grote invloed (4) op Cicero had, zij hem ertoe aanzette om zich in
te laten met de aanval op Clodius en het afleggen van zijn getuigenis tegen
hem. Immers, er waren veel mannen uit de hogere klasse die tegen hem getuigden
vanwege meineed, roekeloosheid, omkoping van de massa’s bij verkiezingen en
omgang met verderfelijke vrouwen. En Lucullus (5)
kwam op de proppen met slavinnen die getuigden dat Clodius verkeerde met zijn
jongste zuster, Clodia, toen zij met Lucullus getrouwd was.
Maar, de
publieke opinie keerde zich in die dagen tegen hen die manipuleerden en tegen Clodius
getuigden. De jury had de schrik te pakken en beveiligden zich. En toen ze
schuldig of onschuldig moesten stemmen op hun kleitablet was hun schrift
onleesbaar (7) gemaakt. Hoe het ook zit, degenen
die voor vrijspraak waren, waren in de meerderheid. Volgens sommigen was de
jury omgekocht.
Toen Catulus
met die uitslag werd geconfronteerd, merkte hij op: “Jullie hebben niet voor
niets veiligheidsmaatregelen genomen. Jullie waren bang dat iemand jullie het geld
afhandig zou maken.” En Cicero zei tegen Clodius, toen die schamper opmerkte
dat Cicero door zijn krediet heen was bij de jury, omdat er zoveel stemmen
tegen Cicero waren uitgebracht: “Daarin heb je geen gelijk, vijfentwintig
juryleden gaven me wél krediet door niet voor vrijspraak te stemmen. En de andere
dertig gaven jóu krediet, niet omdat ze je wilden vrij spreken, maar omdat jij
ze nog moet betalen.”
Toen Caesar
moest getuigen, legde hij geen getuigenis af ten laste van Clodius, en ontkende
dat zijn vrouw overspel had gepleegd, maar zei dat hij haar het huis had
uitgezet omdat de vrouw van Caesar (8) boven
elke blaam verheven diende te zijn, en dat niet alleen wat haar gedrag betreft,
maar dat ze zelfs verheven diende te staan boven elke vorm van roddel om haar
te schande te maken.
Clodius wist
zo op het nippertje aan het gevaar van veroordeling te ontkomen. En nadat hij
tot tribuun (9) was gekozen, begon hij meteen
Cicero aan te vallen door iedereen en alles tegen hem in het geweer te brengen
en onrust te stoken. Hij won de sympathie van het volk door het uitvaardigen
van het volk gunstige wetten (10) en door rijke
en grote provincies toe te wijzen aan de vertrekkende consuls (11) (Macedonië ging naar Piso en Gabinius kreeg
Syrië), door het opnieuw in het leven roepen van wijkcentra kon hij de arme
klasse (12) organiseren in een politieke
beweging. Arme slaven zorgden voor zijn veiligheid.(x)
In de rechtbank, Cicero: ‘Daar
de vermoede schanddaad onder het eigen dak van de hoogste priester is begaan,
kan hij (Caesar) ons wellicht de moeite besparen te wachten op de uitkomst van
een onderzoek en ons nu vertellen of er wel of niet een vergrijp is gepleegd.’
Caesars gezicht stond zo strak dat ik
zelfs vanaf mijn oude plekje buiten bij de deur – waarnaar ik had moeten
terugkeren nu Cicero geen consul meer was – een spier in zijn kaak zag
vertrekken toen hij opstond om antwoord te geven. ‘De riten van de Goede Godin zijn geen zaak voor
de hoogste priester (Caesar was pontifex maximus), aangezien hem niet eens is
toegestaan aanwezig te zijn bij de viering ervan.’ Hij ging weer zitten.
Cicero mat zich een verblufte blik
aan en verhief zich weer. ‘Maar had niet de eigen vrouw van de hoogste priester
de leiding over de ceremonie? Hij moet toch enige kennis hebben van wat er is
voorgevallen.’ Hij zeeg neer op zijn bank.
Caesar aarzelde heel even, stond op
en zei kalm: ‘Die vrouw is mijn echtgenote niet meer.’
Er ging een opgewonden gefluister
door de zaal. Cicero kwam weer overeind. Nu klonk hij echt verbluft. ‘We mogen
er dus van uitgaan dat er inderdaad een schanddaad is gepleegd.’
‘Niet noodzakelijkerwijs,’ antwoordde
Caesar, en hij nam weer plaats.
Cicero ging staan. ‘Maar als er geen
schanddaad is gepleegd, waarom wil de hoogste priester dan van zijn vrouw
scheiden?’
‘Omdat de vrouw van de hoogste
priester boven alle verdenking moet staan.’
Harris
pag 617, later thuis bij Cicero:
Ik ben bang
dat mijn meester (Cicero) niet thuis is,’ zei ik (Tiro, de slaaf-stenograaf).
Clodius glimlach verbleekte even,
omdat hij uiteraard vermoedde dat ik loog. ‘Maar ik heb de hele gebeurtenis tot
een prachtig verhaal voor hem uitgewerkt. Hij moet het gewoon horen. Nee, dit
is belachelijk. Ik laat me niet wegsturen.’
Hij duwde zich langs mij heen en liep
de brede hal door en de bibliotheek in. Ik volgde hem handenwringend. Maar tot
zijn verrassing en de mijne was er niemand te bekennen. Er was een kleine deur
in de hoek aan de andere kant van het vertrek waar de slaven door in en uit
gingen, die toen we ernaar keken zachtjes dichtging. … ‘Nou,’ zei Clodius, en
hij klonk plotseling ongemakkelijk,’ zeg hem maar dat ik langs ben geweest.’
Harris,
pag. 628 e.v.
Te midden van al die opschudding was het mogelijk te geloven dat de kwestie rond de Goede
Godin vergeten zou worden. Er was nu meer dan een maand verstreken sinds het
vergrijp en Clodius had zich zorgvuldig op de achtergrond gehouden. De mensen
hadden het alweer over andere dingen. Maar een paar dagen na de terugkomst van
Pompeius overhandigde het college van priesters eindelijk een oordeel over de
gebeurtenis aan de senaat. Pupius, de leidende consul, was een vriend van
Clodius en wilde het schandaal graag in de doofpot stoppen. Niettemin was hij
gedwongen het verslag van de priesters voor te lezen, en hun mening loog er
niet om. Het gedrag van Clodius was een duidelijk geval van nefas (13) geweest – een
oneerbiedige daad, een zonde, een misdrijf tegen de godin, een gruwel.
pag. 637
Vanaf die
dag wees hij steeds als hij op het forum sprak naar Cicero’s nieuwe huis op de
Palatijn, hoog verheven boven de hoofden van de menigte, als een volmaakt
symbool voor dictatorschap. ‘Kijk hoe de tiran, die burgers zonder behoorlijk
proces heeft omgebracht, van zijn werk heeft geprofiteerd. Geen wonder dat hij
naar nieuw bloed smacht.’ (14) Cicero betaalde
met gelijke munt terug. De beledigingen werden steeds dodelijker. Soms stonden
Cicero en ik op het terras te kijken naar hoe de beginnende demagoog aan het
werk was, en hoewel we hem niet konden verstaan, daarvoor was de afstand te
groot, hoorden we wel het applaus van het publiek en herkenden we wat we zagen:
het monster dat Cicero dacht verslagen te hebben (Catilina), begon weer teken
van leven te vertonen.
pag. 645
Op de vierde
dag begon de verdediging met zijn pogingen Clodius uit het moeras van
vunzigheid te trekken. Het leek een hopeloze taak. want niemand ook Curio niet, twijfelde er serieus aan dat
zijn cliënt zich schuldig had gemaakt aan het vergrijp. Niettemin deed hij zijn
best. De kern van zijn betoog hield in dat het hele voorval een eenvoudige
kwestie van persoonsverwisseling was geweest. Het huis was in het halfdonker
gehuld, de vrouwen waren hysterisch, de indringer vermomd – hoe kon iemand er
zeker van zijn dat het om Clodius ging? Dit was geenszins een overtuigende
benadering. Maar aan het eind van de ochtend kwam Clodius’ advocaat met een
verrassende getuige. Ene C. Causinius Schola, een ogenschijnlijk respectabele
burger uit Interamna (15), een stad op een mijl
of negentig afstand van Rome, liep naar voren en verkondigde dat Clodius de
betreffende avond met hem in zijn huis had doorgebracht. Zelfs onder
kruisverhoor was hij niet aan het wankelen te brengen, en hoewel zijn stem er
slechts één was tegen tien aan de andere kant, waaronder het ijzersterke
getuigenis à charge van Caesars eigen moeder, had hij iets heel geloofwaardigs.
Cicero, die toekeek vanaf de banken
die bestemd waren voor de oud-senatoren, wenkte me. ‘Of die vent liegt of hij
is knettergek,’ fluisterde hij. ‘Op de dag dat de ceremonie van de Goede Godin
werd gehouden kwam Clodius toch bij mij langs? Ik herinner me nog dat ik ruzie
met Terentia had over zijn bezoek.’
Nu hij het zei, wist ik het ook
weer, en ik antwoordde dat hij gelijk had. ‘Waar hebben jullie het over?’ vroeg
Hortensius, die zoals gewoonlijk naast Cicero zat en mee had proberen te
luisteren.
Cicero keerde zich tot hem. ‘Ik zei
net dat Clodius die dag bij mij thuis was, dus hoe kan hij in godsnaam al rond
het vallen van de avond in Interamna zijn aangekomen? Zijn alibi slaat nergens
op.’ De woorden rolden er spontaan uit – als hij had nagedacht over de
implicaties ervan zou hij een stuk voorzichtiger zijn geweest.
‘Dan moet je een verklaring
afleggen,’ antwoordde Hortensius onmiddellijk. 'Dit getuigenis (van Schola)
moet nietig worden verklaard.’
(Die dag
kwam ook Cicero’s vrouw op hetzelfde idee.) Terentia had de kleine Marcus op
schoot. Opeens zette ze hem neer en droeg hem naar binnen en gaf hem aan de
kindermeisjes. Ze draaide zich om en keek haar man aan en zei: ‘Je mag het dan
niet leuk vinden, maar je moet het wel doen – je moet een verklaring afleggen,
zo niet in het belang van de republiek, dan wel in je eigen belang.’
Cicero was
eraan gewend verklaringen af te leggen in de getuigenbank -- het afgelopen jaar al minstens tien keer
tegen de samenzweerders van Catilina. Maar hij had nog nooit een dergelijk
hanengevecht hoeven trotseren, en de stadspraetor moest de zitting onderbreken
tot de orde hersteld was. Clodius zat met gevouwen armen en een grimmige blik
naar Cicero te kijken.
‘…Ik
herinner het me nog zeer goed.’ Cicero draaide zich van zijn ondervrager naar
de jury toe. ‘Hij was bij mij thuis.’
‘Vijfentwintig
juryleden achten de beklaagde schuldig, en eenendertig achtten hem onschuldig.
De rechtbank spreekt derhalve Publius Clodius Pulcher vrij van de hem ten laste
gelegde aanklachten, …’
De laatste woorden van de praetor gingen verloren in een geloei van bijval. Het was of de aarde overhelde. Ik voelde mezelf wankelen en toen ik mijn ogen opendeed, knipperend in het felle licht, zag ik Clodius de juryleden langsgaan om ze een hand te geven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten