donderdag 31 juli 2025

Wie wint er?

Wie wint er van de twee: de vrouw of de man?

Inleiding: Humor en Ideologie. Klik hier!
Arabische versie en de Franse versie.  


De feministische betwisting van de mannelijke superioriteit komt niet uit Parijs. 

(1983) door Fatima Mernissi

Dit  sprookje (volgend blog) is ook een “sprookje voor grote kinderen”, in die zin dat ze geloven volwassen te zijn en bestand tegen al die verhalen die over het algemeen vallen onder de noemer fictieve literatuur. De grote kinderen van dertig jaar, vooral diegenen die modern onderwijs hebben gehad, denken dat zij rationeel zijn. … en ik geloof dat dit een van de grootste mythes is van onze tijd. De grootste mythe van onze tijd is te geloven dat met dat men volwassen is, men zich kan los maken van al die kindersprookjes en van elk verhaal dat daarop lijkt, van elk verhaal dat ons doet denken, door een of ander detail, dat het om iets niet reëels gaat, maar om een fictieve wereld, een verzonnen wereld. Als je nu goed toehoort en observeert wat de volwassenen steeds herhalen in hun dagelijks leven, kom je al vlug tot de conclusie dat volwassenen zich meer hullen in mythes en sprookjes dan kinderen! Het enige verschil is dat de kinderen twijfelen aan wat ze te horen krijgen, terwijl de volwassenen geen onderscheid maken tussen wat aannemelijk is en onwaarschijnlijk. De kinderen vragen op het einde van een sprookje soms: “Echt waar?” (B-nnia had-chi?; بالنية هاد اشي؟); de “grote kinderen” stellen zich niet meer dit soort vragen, zij weten het zeker, zij kennen alleen nog dat wat echt waar is.

Een voorbeeld hiervan is de diepgewortelde overtuiging bij een groot aantal Marokkaanse volwassenen dat de feministische wedijver om de mannelijke dominantie uit den vreemde, uit het buitenland komt: ze is vanuit Parijs en New York geïmporteerd. Zij heeft nooit, volgens hen, bestaan in ons verleden, in de traditionele cultuur die onze voorouders hebben geschapen, vóór de komst van de televisie, de radio en de krant, met hun wijd verspreide invloed op het dagelijks leven.

Dit kleine sprookje bewijst op zichzelf al menige, ongemakkelijke feiten met betrekking tot ons verleden:

1. Het bewijst dat de rivaliteit om de dominantie tussen mannen en vrouwen in onze cultuur bestaat;

2. en, dus, dat de Marokkaan die beweert dat deze rivaliteit is geïmporteerd een keuze heeft tussen onwetendheid of manipulatie. Of hij kent zijn eigen verleden, zijn eigen cultuur niet; of hij heeft er wel weet van, maar verdraait de feiten opzettelijk. En dat noemt men manipulatie!

Dit is geen op zichzelf staand sprookje; en zelfs als dat wel het geval zou zijn geweest, zou het zo symbolisch en uitzonderlijk zijn dat het iets zegt over ons het verleden. Maar Lalla Aïcha bent ennajjar (Lalla Aïcha, de dochter van de timmerman) heeft een heel erg  uitgebreide familie, zo groot dat er geen eind aan komt: Aïcha an Nessaba  (Schoonmoeder Aïcha) en Khaddouj esch-Chemata (betekenis onbekend, Berbers?) etc. etc.  en dan heb ik het alleen nog maar over de sprookjes verteld in Fès die ik goed ken. Je zou systematisch in de zo van elkaar verschillende en onvergelijkbare streken van ons land sprookjes moeten verzamelen en analyseren, vooral in de subculturen in de bergen, die zo gemarginaliseerd zijn, en zo onbekend, alvorens zich uit te laten hierover om te achterhalen of deze feministische rivaliteit toe te schrijven is aan de import ervan.

Een andere sprookjeswereld, zo belangrijk in het vaststellen van ons collectief geheugen, een wereld waar de strijd van vrouwen zo gewelddadig is dat zij het spel van woorden soms overstijgt, is die van de “Duizend en Eén Nacht.” De “Duizend en Eén Nacht” vertelt in het begin het bloedige verhaal van de strijd tussen de seksen. Sjahriaar, een top-prins van zijn eeuw, is vernederd door zijn vrouw, die hem bedriegt met haar eigen slaaf. Hij verklaart de oorlog aan de vrouwen en doodt iedere avond een vrouw, totdat hij alle maagden in zijn koningrijk heeft uitgeroeid. Dan verschijnt Sjeherazade ten tonele. Zij maakt net als Aïcha bent ennejjar gebruikt van haar gezonde verstand tegenover het mannelijke geweld dat haar bedreigt.  De strijd der seksen mondt vaak uit in een strijd van de rede (vrouw) tegen het geweld en de onredelijkheid (man).

In de volkscultuur is de relatie tussen rede (‘aql = verstand; ألعقل) en onredelijkheid, geweld, het ontketenen van zijn hartstochten (ach-chahaouat= shahiyat= lusten;ألشهوات) omgekeerd evenredig aan de geslachtsverhoudingen man-vrouw. Dat is officieel vastgelegd in de dominante cultuur – de mannelijke cultuur, de cultuur van het heilige, die van het schrift en de wet, waarin de vrouw gelijk staat aan het onredelijke (fitnah = verleiding; فتنة) en de man de bewaarder is van de rede, orde, etc.

Maar laten we terugkomen bij Lalla Aïcha bent en-nejjar en de zoon van de koning. Het sprookje begint op de meest aangename plek, het hoogst gelegen gedeelte van het huis: het dakterras. We zullen zien dat naar mate de situatie verslechtert, de plaats van handeling zich verplaatst naar beneden, naar de diepten, naar de grotten, het labyrint etc. Twee jonge mensen, ongetwijfeld  mooi en door de natuur en de maatschappij in de watten gelegd, trekken elkaars aandacht en hebben plezier in elkaars gezelschap. Dan begint het spel van verleiding, wat vaak lijkt op elkaar uitdagen. De zoon van de koning wil Lalla Aïcha in verwarring brengen door te vragen hoeveel blaadjes de basilicumplant (koningsplant)  heeft die zij water geeft. Lalla Aïcha daagt hem uit zijn kennis van zaken te bewijzen op het gebeid van de wetenschap, een terrein waarop de vrouw is buitengesloten: “Sidi Mohammed, zoon van de koning, jij die het Boek van Allah hebt bestudeerd, zeg mij hoeveel sterren er aan de hemel staan?( En hoeveel punten staan er in het Boek?)”

De jongeren bespieden elkaar, dagen elkaar uit, maar alles blijft op verbaal niveau, wanneer de jonge prins de situatie doet escaleren door een val voor Lalla AÏcha op te zetten, waar zij eventjes een hoer is: voor wat hoort wat, een kus voor een ezel beladen met vis. Het antwoord hierop is een plan om hem te castreren, te ontmannen. Zij geeft voor een slavin te zijn, slaapt een keer tête à tête met hem, en valt hem aan op alle symbolen van mannelijkheid: zij scheert hem de baard af, doet hem make-up op en verkracht hem met een radijs.

De strijd der seksen is los gebarsten. Die kan alleen maar plaats vinden met al zijn geweld in een precies omgeschreven wettelijk kader: het huwelijk, waar dit soort geweld is toegestaan, geritualiseerd, erkend. De prins vraagt de hand van Lalla Aïcha en zet haar al gevangen op het moment dat de huwelijksvoltrekking nog in volle gang is. De macht van de man, zijn sociale superioriteit ten opzichte van de vrouw, vindt uitdrukking in de uitoefening van geweld: hij sluit Aïcha op in een grot, en alleen als zij een vraag kan beantwoorden die hij haar stelt, kan zij zich hieruit bevrijden:

“Aïcha la Maqhora (de getemde), habitante de la matmora
 qui est le plus puissant, l’homme ou la femme?”

ياعايشة ألمقهورة

يالساكنة في امطمورة

كيد ألنسا  أم  كايد ألرجال

 Vertaling: Aïcha, de getemde, bewoonster van de Tijd
                  Wie is de slimste, de man of de vrouw?

En de koppige Aïcha houdt vol dat de vrouwen de slimsten zijn, ondanks haar vernedering en nederlaag.

De strijd zet zich voort in het huwelijk. De zoon van de koning besluit door erop uit te gaan, om Aïcha nog beter te laten voelen de zware druk van haar gevangenschap. En na elk uitstapje komt hij haar vertellen over de ongekende wonderen die hij in de buitenwereld is tegengekomen. De vrouw die je buiten het huwelijk om ontmoet is altijd fantastisch! De vrouw waarmee je bent getrouwd, verveelt zich altijd, is banaal, oninteressant….

Hier stuit je op de heel bijzondere band die het wonderbaarlijke met het reële onderhoudt, de triomf van de zwakke, van het kwetsbare. Dit sprookje is wonderbaarlijk, omdat Lalla Aïcha door haar man gevangen gehouden, erin slaagt de omstandigheden te scheppen (door een tunnel naar haar vader te graven de muren van haar gevang ondermijnen), waarin haar schoonheid en intelligentie volop tot hun recht komen, in de weidevelden van Sour, Dour en Hammamat Laqçour (Romeins vakantieoord in Tunesië)! Het wonderbaarlijke is dat Aïcha, vernederd en geschonden door haar echtgenoot, erin slaagt hem te dwingen haar talrijke charmes te bewonderen. Zij dwingt hem haar als zijn minnares te behandelen, een wispelturige en mysterieuze minnares. Lalla Aïcha doet de kleine meisjes en hun moeders dromen, omdat zij in het onmogelijke is geslaagd in het dagelijkse leven: de spanning erin te houden, de schoonheid te behouden, de levendigheid, de intelligentie, de charme van echtgenote waarvan het bestaan geassocieerd wordt met sleur en synoniem is geworden aan verveling, de gewone gang van zaken.

In onze dagelijkse gesprekken is een van de grote gespreksonderwerpen het betoog van de man in aanwezigheid van zijn vrouw (die daarbij overigens zich verplicht voelt te glimlachen om niet voor belachelijk door te gaan) over hoe saai het huwelijksleven is.

Dit sprookje verteld door grootmoeders aan hun kinderen is wonderbaarlijk, omdat het spreekt over de haar ontzegde schoonheid, hun afgezeken grootheid, die van echtgenote, die men vergeet te waarderen… die van de vrouw die zich zo helemaal overgeeft aan haar huwelijk dat men vergeet er rekenschap voor af te leggen.

Fatima Mernissi. (1983)

(Noten zijn niet vertaald; staan in de Arabische versie!)