De Ezelskomedie, deel 3: De uitvoering van het plan.
Klik hier voor Noten en Commentaar.
Tweede toneel: Leonidas komt opgewonden aan en ziet Libanus
niet.
(10) Leonidas: Waar moet ‘k Libanus nu zoeken of ons beider jonge heer om ze een plezier te geven als nooit eerder in hun leven? ‘k Breng de grootste buit en zege even voor hen met me mee! Omdat ik met hen mag fuiven en mee naar de hoertjes gaan, zal ik evenzeer de buit, die ik behaald heb, met hen delen.
Libanus:
(terzijde): Die heeft ergens wat gejat; want als hij kans ziet, doet hij
dat. Wee de man, die zo schandalig als portier heeft opgepast!
***************
Vierde toneel: Leonidas komt op in een kennelijk kwade bui.
(11) Leonidas: Verdomme wat betekent dat, dat
niemand naar me luistert! ‘k Had Libanus gecommandeerd bij de barbier te komen;
hij is vast niet zuinig op zijn huid, dat hij niet is gekomen.
Koopman (terzijde, met het geld voor de
ezels in een zichtbare buidel): Een arrogante kwant.
Libanus::
(veinst vrees): Ik ga d’r an.
Leonidas (sarcastisch): Kan ik je soms
begroeten als vrij man? Ben je vrijgelaten, Libanus? (1)
Libanus::
O, spaar me!
Leonidas: Het kost je een flink pak slaag
vandaag, dat ik je hier heb getroffen. Waarom kwam je niet bij de barbier,
zoals ik zei?
Libanus:
(wijst naar de koopman): Hij heeft me opgehouden.
Leonidas: Al had, verdomme, Jupiter je ervan
afgehouden en zou hij voor je pleiten hier, je krijgt je portie ransel. Jij
schobbejak, mijn hoog bevel negeren!
Libanus:
(verstopt zich achter de koopman): Oh, help me vreemdeling!(2)
Koopman: Ik smeek je, Saurea (=Leonidas),
hem niet te slaan om mijnentwille. (3)
Na wat
heen en weer praten is de Koopman uiteindelijk bereid de buidel met 2000
drachmen aan Leonidas, die zich voor Saurea uitgeeft, af te geven als betaling
voor de verkochte ezels. Maar nu moet
nog een voordelige ruil gesloten worden met Argyrippus (de verliefde zoon van
vader Demaenetus.)
***************
(12) Argyrippus: Goed nieuws? Je hebt genoeg
gepraat.
Leonidas (gewichtig): Zet nu je oren
open, want je zult mijn woorden loven. In de eerste plaats: we zijn je slaven
en dat loochenen we niet. Maar als twee duizend drachmen jou op slag geleverd
worden, hoe noem je ons dan?
Argyrippus (gretig): Mijn vrijgelatenen.
Leonidas: Niet patroons? (4)
Argyrippus: Ja, nog liever.
Leonidas: Hier! Tweeduizend drachmen in de
buidel. Ik zal ze je geven als je wilt.
***************
Libanus
wil dat Philenium hem omhelst als beloning.
(13) Argyrippus: Zij jou omklemmen, viezerik? (5)
Libanus::
Ja, vind je dat een schande? Om te leren dat je me niet straffeloos beledigt,
zul je mij dragen op je rug, als jij nog op het geld hoopt. (6)
Argyrippus: Jou dragen? Ik?
Libanus::
O, dacht je dat je anders ‘t geld van mij zou krijgen?
Argyrippus (binnensmonds): Verdomme! (luid) Als het goed is voor een heer zijn slaaf te dragen, klim dan maar op! (hij bukt zich)
Libanus::
Zo krijgt men ze hier klein, de grote heren. Ga staan, zoals je dat als jongen
vroeger deed. Begrijp je? (op handen en voeten) Ja zo! ’t Is magnifiek.
Jij bent als paard wel op z’n best.
Argyrippus: Stijg op en gauw!
Libanus:
(gaat schrijlings op zijn rug zitten) Daar zit ik al – Toe nou, wat gaat
dat langzaam! Wat bliksem, ‘k hou je haver in, als jij niet op een draf gaat.(7)
Argyrippus (na een rondje draven): Wees
schappelijk, Libanus, hou op!
Libanus:
Nee, ‘k ben niet te vermurwen: want ‘k geef mijn paard de sporen nu en drijf
het de helling op. En daarna naar de molenaar, waar het met slaag leert draven.
(na nog een rondje gemaakt te hebben) Nou halt! ‘k Stijg op de helling
af. ’t Is toch met jou maar knudde.
Argyrippus: Ziezo, da’s dat. Nu heb je ons zat
vernacheld allebei: krijg ‘k nou het geld?
Libanus:
(gaat staan als een Napoleon): Als je voor mij een beeld en altaar opricht,
en me als een god een rund hier offert. Want ik ben je heiland.(8)
Leonidas: Ga nu van hem eens weg, mijn heer,
en kom eens dichter bij me; richt wat hij vraagt voor mij maar op en breng mij
maar een offer.
Argyrippus: En onder welke naam als god?
Leonidas ( hij neemt de houding aan als
Alexander) Fortuna, de goedgeefse!
Argyrippus: Dan ben je stukken beter.
Libanus::
Wat is nou beter voor een mens dan de heiland?
Argyrippus: Ik kan Fortuna prijzen zonder de
heiland te kleineren.
Philenium (naïef): Maar jongen, ze zijn
toch beiden goed.
Argyrippus: Dat weet ik, als ze iets goeds me
géven.
Leonidas: Spreek maar een wens uit die je
hebt.
Argyrippus: En als ik wens…?
Leonidas: …wordt die vervuld!
Argyrippus: Ik wens Philenium ’t hele jaar voor
mij alleen te hebben.(9)
Leonidas: ’t Is je toegestaan.