zaterdag 29 mei 2021

De vergelijking: Zó ziet een ontdekking eruit.
Klik hier voor originele teksten en commentaar.

De kern van de verhalen leid ik af van de versie van de humanist Chaucer in het Verhaal van de Vrouw uit Bath en dan nog in het bijzonder de verwijzing naar Sokrates hierin. Dit verhaal (1) over Sokrates is te vinden bij Diogenes Laërtius, in zijn werk over Leven en leer van Beroemde Filosofen. Zoals al eerder opgemerkt, is Diogenes Laërtius als bron van deze verhaaltjes een belangrijke figuur. We kwamen hem ook al tegen in de levensbeschrijving van Thales van Milete. Deze Diogenes moeten we wel onderscheiden van de Diogenes van Sinope, die Antisthenes ontmoette. Antistenes komen we tegen bij het ontstaan van dit verhaal over Sokrates, omdat dit verhaal min of meer Antisthenes door de andere Diogenes (Laërtes) in de mond wordt gelegd. Laërtius was van veel latere datum dan Diogenes van Sinope: de een was van de derde eeuw vóór en de ander van de derde eeuw na christus. Diogenes van Sinope was net als Antisthenes uit de tijd van Socrates. Hij was de stichter van de Cynische School en ik heb hem genoemd in mijn verhandeling over De Ezel.

Waarom neem ik het verhaal over Sokrates als de kern van de zes verhalen over Koppigheid? Dit verhaal geeft de meeste informatie over de achterliggende betekenis van de verschillende elementen in deze verhalen. Het gaat dan om de volgende elementen:

1.    Het onbeweeglijk stil zitten zonder een woord te zeggen van de hoofdpersoon. Sokrates kon dagen lang stil blijven staan (zitten?) om over een vraag na te denken. Misschien een vorm van katatonie. In de keuze gaf de uitzonderlijke actie van Xantippe om hem water over het hoofd te gieten de doorslag. Dat kwam enigszins gewijzigd ook voor in de Egyptische variant en misschien in de Perzische.

2.    De rol van de hoofdpersoon en zijn “gasten”. Volgens
commentaar (Van Rooy, “Receptie in de oudheid: Socrates epistolographus.” Kleio. Tijdschrift voor Oude Talen en Antieke Cultuur 43 (4): 176–191) had Sokrates veel weg van een schooier (bedelaar) die in de hoogste kringen verkeerde: zowel ’s zomers als ’s winters gekleed in dezelfde wollen Spartaanse mantel en doorgaans blootsvoets. Hij zal af en toe wel met een scheef oog bij een deftig diner ontvangen zijn. De “gasten” in de Koppigheidsverhalen hebben aspecten van Sokrates kleding overgenomen.

3.    Sokrates werd verweten dat hij de Atheense jeugd met zijn pedagogie bedierf. De achterliggende motivering voor zijn manier van doen was opvoeden. Dit verklaart waarom deze verhaaltjes in de Adab boeken (pedagogie- of gedragsboeken)   terecht zijn gekomen.

4.    De grappigheid van de verhalen wordt in feite al aangekondigd in de naam Xantippe. De naam is te ontleden in Xanthos- (xanthos=blond, een blond neigend naar rood, een kleur waarmee men het signaal gaf iets grappigs te gaan vertellen; vergelijk Aesopus) en -ippe (van hippos= paard, een aanduiding die in veel Griekse namen voorkomt zoals in Hippo-crates: zie de grap op het eind van het artikel over de HumoraleTheorie.  Hoewel Hippocrates functie van arts natuurlijk helemaal niet grappig is, leidde zijn naam wel tot het maken van grappen.) De houding van de Man en Vrouw in de zes Koppigheidsverhalen doet denken aan de houding van Sokrates tegenover Xantippe (1). In de verhaaltjes is het altijd de vrouw die het onderspit delft, zelfs in het verhaal van de vrouw uit Bath.

5.    De rol die “eten” in alle verhaaltjes speelt. Het gaat blijkbaar niet om een gewone maaltijd, maar om een maaltijd waarop gasten zijn uitgenodigd. Bij aankomst van deze gasten blijken ze zich anders te gedragen dan je van gasten gewend bent. In de Engelse variant zou je het “feestvieren” van de vrouw een vorm van “uit-eten” kunnen noemen.

6.    Eén van de gasten van het Symposium van Sokrates is de komedieschrijver Aristofanes, die een theorie over de liefde heeft ontwikkeld, waarin de seksen niet tegenover elkaar staan, maar samengaan in een derde sekse, het manwijf, zoals Aristofanes deze derde sekse noemt. Dit lijkt niet alleen op de rol van Xantippe (een manwijf), maar ook op het werk van de Barbier in de Perzische variant. Een Barbier had vroeger vaak medicinale kennis op het gebied van de chirurgie. In hoeverre een Barbier assisteerde bij geboortes is mij niet bekend, maar de methode van ondervragen door Sokrates van zijn “tegenstanders” wordt vaak vergeleken met de manier waarop een vroedvrouw (vaak een stevige sterke vrouw) helpt bij de geboorte van een kind, wat in het Grieks μαιευτικὴ τέχνη (maieutikē technē) heet. Het inzicht in zichzelf dat Socrates aan het licht brengt, lijkt op een (her)geboorte. Hiermee lijkt deze methode ook op de wijze waarop onze psychiaters hun cliënten nu nog steeds bevragen. In hoeverre de rol van de barbier nog te maken heeft met de besnijdenis (2), zou ik niet met zekerheid durven zeggen, maar daar lijkt het wel op, omdat de verkleding van de hoofdpersoon in herinnering roept de manier waarop jongetjes voor de besnijdenis worden aangekleed.

7.    In de Algerijnse variant komt ook met zoveel woorden een “filosoof” voor die in zijn gedrag doet denken aan Sokrates.


En als we deze kernelementen beschouwen als onderdelen die van de oorspronkelijke grap deel hebben uitgemaakt, dan houden we een aantal elementen over die typerend voor de streek zouden kunnen zijn, die iets verraden van de landsaard van de mensen die dit verhaal vertellen.


1.    Niet altijd is de naam van de hoofdpersoon dezelfde: in de
Perzische variant heeft de hoofdpersoon geen naam, maar wordt hij een Mekka-ganger genoemd.  Pas op het eind van de Turkse variant duikt de naam Nasreddin op, alsof de hoofdpersoon is herkend als iemand die bepaalde gebeurtenissen altijd weer overkomt. Dit is de enige keer dat de naam Nasreddin valt. In de Algerijnse variant komt de naam Djha vanaf het allereerste begin voor. De Marokkaanse variant heeft het over een Man en een Vrouw. Net als in de Perzische variant zijn de hoofdpersonen naamloos. Oude Perzische en Marokkaanse verhalen in dit genre hebben vaker zulke overeenkomsten, die te verklaren zijn uit het gegeven dat de landen op de randen van het Romeinse Rijk waren gelegen. Deze overeenkomst bestaat ook met de Chaucer variant. Je kunt er, denk ik, gerust vanuit gaan, dat de namen Nasreddin en Djha later eraan zijn toegevoegd. In de Egyptische variant komt wél weer de naam Jeha (Djha) voor. Omdat de Egyptische variant veel elementen van het kernverhaal bevat, zou dit erop kunnen wijzen dat de naam Jeha (Djha) eerder aan dit soort verhaaltjes is meegegeven dan de naam Nasreddin. In het Arabisch betekent de naam Nasreddin:  Overtuigen door geloof of Overwinnen door Geloof. Er is een andere, oudere uitleg mogelijk, nl.  Geloof in de Gans (zie website Grappen van Vroeger). In dat geval heeft de naam te maken met handel en winstbejag langs de zijderoute.  De naam Jeha zou je kunnen vertalen met “reiziger” (stam: A-H-e-J, omkering van J-e-H-A) en zou dus terug kunnen komen in de aanduiding Mekka-ganger (een hadji)  in de Perzische variant.  In de Canterbury Tales zijn het de pelgrims op weg naar Canterbury.  De andere verhalen worden verteld door rond trekkende Soefi’s, zoals de Turkse Derwisjen.
       Het blijft de vraag of de Griekse anekdote over Sokrates of een oudere (Fenicische of Arabische) grap de bron is waaruit dit verhaal is ontstaan. De omkering van de letters wijst eerder op een Fenicische dan een Arabische of Griekse oorsprong. In het Arabisch lag de leesrichting van rechts naar links vast, in het Grieks net als in het Fenicisch lag die niet van het begin af aan vast. Maar de Griekse van links naar rechts kwam eerder vast te liggen dan de Fenicische, die nooit een vaste leesrichting kende. Dat de Grieken veel van de Feniciërs hebben overgenomen, is algemeen bekend. Via de Feniciërs zou het dan in de verhalen rond Sokrates terecht hebben kunnen komen.

2.    In bijna alle verhalen wordt de vrouw eenvoudigweg vrouw genoemd: in de Perzische, Turkse, Marokkaanse en Egyptische variant. In de Algerijnse variant wordt ze de Vrouw van Jeha genoemd (Ar. Mart-Jeha) en in de Engelse versie Allison. En deze laatste naam is weer bijzonder, omdat Al-Lison bij benadering in het Arabisch iets betekent als “de Tong” . In het Arabisch is het dan Lisan en niet Lison, maar dat beschouw ik in de uitleg van deze naam van ondergeschikt belang. Dit lijkt te wijzen op de Arabische herkomst van de Chaucer versie. Het is de enige plaats in het verhaal, waarin haar naam valt! De vrouw in deze verhaaltjes is duidelijk niet op haar bek gevallen en goed van de tongriem gesneden.

3.    De grootste verschillen tussen de verhalen worden
uitgemaakt door de dieren. In de Perzische variant gaat het om schapen, in de Turkse variant gaat het om een kalf, in Algerije gaat het ook om een kalf, in de Marokkaanse variant komt een hond voor, maar het is onduidelijk of die eenzelfde rol vervult als het vee, in de Egyptische variant gaat het om een ezel, en in de Engelse variant ten slotte komen gekooide vogeltjes voor. Dit vertelt ons iets over de omgang van de hoofdpersonen in de verschillende landen met (huis-)dieren en de manier waarop deze dieren werden vastgelegd en getemd. En de omgang met dieren staat dan ongetwijfeld weer voor de omgang in het huwelijk met elkaar. De een is blijkbaar iets voorzichtiger dan de ander in de omgang met elkaar. Maar in alle gevallen speelt koppigheid een rol, zelfs vogeltjes kunnen aardig opspelen als hun iets niet zint. Van de andere dieren is dit wel duidelijk, denk ik, als boerenzoon. De rol van schapen en kalveren in deze verhalen laat ik aan uw fantasie over. De rol van de hond in de Marokkaanse variant is opvallend. Dit trouwe beest zwerft door de Marokkaanse straten, en als dit staat voor echtelijke omgang, dan denk ik dat dit ook staat voor het buitenechtelijke leven, net zoals in de Engelse variant.  Het belangrijkste thema van deze grappen is  een variatie op de Getemde Feeks van Shakespeare. 

4.    De “gasten” presenteren zich steeds anders. In de Perzische variant is het een barbier(kapper), in de Turkse variant is het een Zigeuner, in de Algerijnse variant een bedelaar, in de Marokkaanse variant is het ook een bedelaar, in de Egyptische variant is het een dief, en ten slotte in de Engelse variant een minnares, die de echtgenoot aan de vrouw uit Bath ontsteelt. De variatie is hier zo groot dat je deze “gasten” nauwelijks onder een noemer kunt brengen, behalve dan dat ze allemaal “iets” stelen, alleen in de Perzische versie als beloning voor verrichte werkzaamheden. Het gaat steeds om vooroordelen over anderen van wie je denkt onheil te kunnen verwachten. Deze concurrenten roepen gevoelens van jaloezie en angst op. Dat krijgt in Turkije racistische trekjes, in de meeste gevallen is de heersende armoede in de omgeving een bron van angstige schuldgevoelens. In Engeland echter neemt het de vorm aan van jaloersheid, in dit geval terecht. Wantrouwen en achterdocht zijn schering en inslag.

5.    Opvallend is de functie van spel en aftelliedjes. Misschien
komt dit al uit het kernverhaal, omdat in het commentaar van De Rooy in Kleio (zie hierboven) er in de zogenaamde brieven van Sokrates al sprake is van een soldatenliedje op rijm (3), dat aan deze aftelliedjes doet denken. In de Perzische variant heet het “Wie het eerst spreekt…”, wat aan het ons bekende kinderspel doet denken: “Wie het eerst lacht…. of met de ogen knippert etc.” Daarop wordt er met “voorwerpen” gegooid, wat je misschien zou kunnen uitleggen als het gooien met dobbelstenen. In de Turkse variant, ook weer de vraag, wie het eerst iets zal zeggen, maar nu volgt hierop een mondelinge afspraak. En ook in de Algerijnse versie is dat het geval. De Marokkaanse variant is in dit geval de meest verhelderende. Het tegelijkertijd iets doen, blijkt terug te gaan op het lezen van takjes of stenen door toekomstvoorspellers, als in de geomantiek.  De Egyptische variant lijkt op die uit Perzië, Turkije en Algerije. Ten slotte de Engelse versie van dit spel: het spel is bij Chaucer terug te vinden in het voorlezen van de man aan zijn vrouw, waarbij per statie als in een kruisweg, hokje voor hokje, er weer een regel aan de vrouw wordt voorgeschreven waaraan zij dient te voldoen. In de Engelse variant komt én het magisch-religieuze- én het spelkarakter tot uiting.
De manier waarop een spel wordt gespeeld, vertelt vaak veel over de mensen die het spel spelen. Het benadrukken van de kracht van een afspraak tussen mensen, staat tegenover het vertrouwen in het lot, karma. Turkije, Algerije en Egypte kennen aan de persoonlijke afspraak tussen mensen een groot belang toe. Terwijl, dit in de Marokkaanse, Perzische en Engelse (!) setting minder het geval is. Naast het iemand aanspreken op zijn verplichting lijkt er ook veel overgelaten te worden aan het lot, waarnaar de mens zich moet richten. Ik wil hier toch wel even benadrukken dat we het hebben over middeleeuwse verhalen of ouder, en dat in deze houding ondertussen veel veranderd kan zijn?!

6.    Ten slotte (maar eigenlijk is er nog veel meer, maar het wordt te langdradig) zijn er verschillen in het bezoek dat de vrouw aflegt om aan het stilzwijgen te kunnen ontkomen  (bet. Al-Lison!) . In de Perzische variant gaat ze bij de buurvrouw langs, een informeel bezoekje zonder dat ze daarvoor is uitgenodigd.  In de Turkse variant is ze op een bruiloft uitgenodigd en is deze uitnodiging aanleiding voor het conflict. In de Algerijnse versie gaat ze naar een feest ter gelegenheid van de geboorte van een kind. In de Marokkaanse variant blijft ze thuis zitten mokken samen met haar man. In de Egyptische variant blijft ze bij de buren rondhangen zonder dat er een reden wordt gegeven waarom ze dat zou doen. Ten slotte in de Engelse variant, werpt de vrouw zich op drank en dansen buitenshuis. Is er een noemer te verzinnen waaronder al deze verschillende bezigheden vallen? Het gaat in alle gevallen om het onderhouden van goede contacten met de buren. Dat gebeurt in twee gevallen door het uitwisselen van geschenken. De Marokkaanse variant is hierop een uitzondering: de vrouw blijft thuis om te eten. In de overige gevallen is het een informeel bezoekje dat je doet omdat je elkaar al goed kent. De Marokkaanse variant suggereert dat de verhouding met de buren niet zo goed is, omdat gezamenlijk eten in Marokko gezien wordt als een teken van vriendschap. In alle gevallen zegt het iets over de onzekerheid die het met zich meebrengt “gasten” te ontvangen. Met andere woorden het bezoek van de Vrouw aan de buren is in deze verhalen de tegenhanger, het contrapunt, van de “gast” (barbier, bedelaar, dief, minnares) die langs komt.

donderdag 20 mei 2021

 Het verhaal van de vrouw uit Bath .

Lees dit commentaar: het is interessant.

Voorwoord

Als er geen autoriteit (gezag?) op deze wereld was dan dat gebaseerd op ervaring, dan toont  mijn ervaring aan, --wat mijn mening ook waard mag zijn, voor mij is hij toereikend, -- dat het huwelijk kommer en kwel met zich meebrengt. Als ik zo vrij mag zijn, wil ik u zeggen, mijne heren, dat ik sinds mijn twaalfde - dank zij God voor altijd en eeuwig - vijf echtgenoten kerkelijke ingezegend en wel heb gehad. Ja, dat is een feit, zoveel heb ik er gehad, alle op hun eigen wijze waardige echtgenoten, net zo goed als wie dan ook.
Voor originele tekst: klik (1).


Haar eerste drie mannen waren oudere mannen. Voor hen had ze een beproefde methode om ze eronder te krijgen.


Jij houdt ervan om uit de Bijbel Job aan te halen, om geduld te oefenen.  Wees dan ook eens geduldig! Breng in praktijk wat je preekt. En als dat dan niet lukt, mijn schat, dan zal ik je dat moeten bijbrengen, en je moeten leren dat het goed is een rustig leven te leiden. Een van ons beiden moet de baas zijn, de man of de vrouw, en aangezien de man de meest redelijke van de twee is, moet hij degene zijn die geduld oefent, nietwaar? Waar heb je last van, beste man? Wat is er waarom je zou kreunen en grommelen? Alleen maar omdat je “je-weet-wel” van mij wil en dat wel alleen voor jezelf? Waarom in godsnaam, neem alles maar, pak elk klein stukje van mij! Je mag het hebben! Heilige Petrus nog aan toe, wat hou je daar toch ziels veel van, van dat lief hebben.
Voor originele tekst: klik (2 ).


Zo heb ik mijn eerste drie echtgenoten afgeserveerd. Nu ga ik u vertellen hoe het mij is vergaan met de vierde, de op een na laatste. Dat was een echte feestvierder, hij hield er naast mij een ander liefje op na. Jong, sterk en koppig als ik was, zat ik vol woede, vrolijk als een ekster in een kooitje. Speel voor mij harp en ik ga dansen en zingen, geloof mij maar, als een nachtegaal in de lente, als ik tenminste een slokje wijn ophad.
Voor originele tekst: klik (3).


Om bij mijn verhaal te blijven: luister en huiver om te weten te komen hoe ik een pak slaag kreeg om een boek!  Op een avond zat Johnny driftig uit zijn boek voor te lezen bij het open haardvuur. Eerst las hij voor over Eva, die door haar slechtheid de mensheid  rampen en verdriet bracht, de voornaamste reden waarom Jezus Christus aan het kruis werd genageld. En waarom hij zijn bloed voor ons vergoot om ons van de erfzonde te verlossen, onze schuld in te lossen. Dat is natuurlijk dé passage waarin uitdrukkelijk staat vermeld dat de vrouw de mensheid, de wereld van de man, in het verderf heeft gestort. Daarna las hij voor over Samson die tijdens zijn slaap door Delila werd kaal geschoren en door dat bedrog blind werd. En vervolgens las hij mij voor, ik vertel geen leugens, van Hercules en Deinira: met een truc wist ze hem er toe te brengen zichzelf in brand te steken.  En natuurlijk vertelde hij tot in de finesses over de rottigheden die de vrouwen van Socrates hem aandeden. Xantippe goot een pot pis uit over zijn hoofd. De dwaze man zat daar maar te zitten, alsof hij dood was (6), ten slotte zich over zijn kale hoofdje wrijvend, durfde hij niet meer uit te brengen dan dit: “Voordat de donder stopt, begint het te regenen.”
Voor originele tekst: klik (4).


Je kunt je niet voorstellen, je kunt je niet indenken hoe dit mij pijn deed. Mijn hart kromp ineen bij elk woord dat hij zei. Toen was de grens bereikt, toen ik zag dat hij nooit zou ophouden om uit dat vervloekte boek voor  te lezen, de hele nacht door ongetwijfeld, toen greep ik onverwacht het boek beet en scheurde er drie pagina’s uit,  precies daar waar hij aan het lezen was. Daarop gaf ik hem een roffel vuistslagen in zijn gezicht, waardoor hij achterwaarts in het haardvuur belandde (net als Hercules en Oenothea) . Hij sprong op als een getergde leeuw, met een schreeuw, en gaf mij een dreun op mijn hoofd, waarop ik slap als een vaatdoek naar de grond zeeg. En toen hij me daar zo roerloos zag liggen, werd het hem bang te moede en dacht over vluchten. Toen zag hij dat ik weer bij kwam. “Oh, je dacht dat je mij vermoord had, hè? Jij vechtersbaas van niets. En dat alles om mijn land te kunnen erven,” zei ik. “Was het je daarom begonnen? Stond dat op spel? Was je daarnaar op jacht? Laat me je ondanks alles kussen, voordat ik heen ga voor goed.” Hij kwam dicht naar mij toe, knielde lief bij mij neer en zei: “Mijn schat, mijn beste Alison, zo helpe mij God, ik zal je nooit meer slaan, nooit meer, mijn schatje. En mocht ik het toch doen, dan heb je erom gevraagd. Vergeef mij!” Maar hoe mak hij zich ook voordeed, ik sprong overeind en gaf hem een dreun op zijn kaak. En zei: “En deze heb je verdiend om de score recht te trekken: het is gelijk spel! Nu wil ik sterven, ik zeg niets meer.”
Voor originele tekst: klik (5).

donderdag 13 mei 2021

 Jeha is heel erg eigenwijs

(Voor kinderen (1), Egypte,  1988)

Jeha zat samen met zijn vrouw op z’n gemak lekker rustig te zitten, toen hij opeens tegen haar zei:
“Sta eens op en ga de ezel haver geven!“  Daarop zei zij:
“Doe het zelf!”
Jeha wilde hierover geen ruzie maken. Het liep er uiteindelijk op uit dat ze beiden hun mond hielden. Ze kwamen overeen dat wie het eerst zou spreken van hen, dat die zou opstaan om de ezel voer voor te zetten. Jeha ging in een hoekje van het huis zitten. Uren gingen voorbij dat er geen geluidje te horen was, het echtpaar niet bewoog en niet met elkaar sprak. Zijn vrouw miste de kracht om dit zo vol te houden, ging het huis uit en liet Jeha achter. Zij ging naar de buren. En toen zij haar verhaal had gedaan bij haar buren, besloot ze dat met te zeggen:
“Ik heb toch gezegd dat hij koppig is!”


Ondertussen sloop er een dief het huis van Jeha binnen (2). Hij trof een netjes opgeruimd huis aan waarin helemaal geen stemmen waren te horen. De dief dacht dat de bewoners de deur uit waren gegaan en deed alles dat naar zijn gading was in zijn zak om het mee te kunnen nemen. Toen kwam de dief in de kamer waarin Jeha zat. Hij zat daar maar wat te zitten in een hoekje van de kamer. En Jeha bekommerde ze helemaal niet om wat er om hem heen gebeurde. De dief verschrok in eerste instantie. Meteen daarop schoot hem door het hoofd dat Jeha wel ziek moest zijn en niet kon lopen en praten. En hij verzamelde wat hem aanstond, en ook pakte hij de tulband van Jeha’s hoofd, om erachter komen of Jeha wel of niet iets zou zeggen. Maar Jeha bewoog niet.  Hij bleef stil zitten, waarop de dief de tulband in zijn zak stopte en alles wat hij maar mee kon nemen. En ging er vandoor en liet Jeha achter op z’n plekje.


Na een poosje kwam de zoon van de buren binnen met een kommetje eten voor
Jeha.  En die zag hem ook al zitten te zitten zonder te bewegen. Het kind zei hem:
“Uw echtgenote stuurt mij met dit eten, omdat u wel honger zult hebben!”
Maar Jeha zei geen woord, maar wees met zijn vinger op zijn hoofd om de jongen duidelijk te maken, wat er was gebeurd waardoor het huis leeg was geroofd en hij zijn tulband kwijt. Hij vroeg hem ook of zijn vrouw al gepraat had. Maar de jongen begreep niets van wat hij bedoelde. Hij begreep dat hij het kommetje onderste boven moest keren daar waar Jeha hem had gewezen (3). En de jongen liep op Jeha toe, hield het kommetje boven zijn hoofd en kieperde het kommetje met de hete soep om op het hoofd van Jeha. De  inhoud ervan droop van zijn gezicht en zijn hoofd zat tot aan de kin onder de soep. Terwijl dit alles voorviel, gaf Jeha geen kik.


Daarop ging de jongen terug naar de vrouw van Jeha en vertelde haar wat er was gebeurd en hoe hij het huis helemaal leeg had aangetroffen. Toen de vrouw zo’n beetje doorhad wat er was gebeurd, rende ze naar huis. En om wat ze zag moest ze tegelijkertijd lachen en huilen (4). Maar Jeha bleef op zijn plaats zitten als een standbeeld.  Overrompeld door alle commotie zei ze tegen hem:
“Wa’s gebeur?”
Waarop hij haar ten antwoord gaf:
“Vrouw, ga de ezel te eten (klaver) geven, en hou op eigenwijs te zijn.”

zaterdag 1 mei 2021

 Dag van de Arbeid.

De Marokkaanse variant is  al eerder verschenen! 

(Klik hier voor commentaar en de oorspronkelijktekst in het Frans)

De koppige vrouw en man.

"Een man koopt op de markt een mooi stuk mals vlees, en neemt het mee naar huis. Zijn vrouw
maakt het klaar en ’s avonds, als haar man thuiskomt om te eten, zet ze de dampende, heerlijk geurende schotel op tafel. Op dat moment zegt zijn vrouw tegen hem: ‘Heb je, toen je binnenkwam, de deur achter je dicht gedaan?’ ‘Nee,’ zegt de man, ’ik ben vergeten hem dicht te doen. Ga even mijn fout goed maken!’ ‘Nee,’ antwoordt de vrouw, ’dat moet je zelf doen!’
‘Dat doe ik niet! Ik beveel je om het te gaan doen!’ Dat gaat een poosje zo door. Dan zeggen ze beiden tegelijkertijd (1): ‘Ik zweer dat ik die deur niet zal dichtdoen!. Wie van ons beiden het eerst de mond opendoet, moet hem gaan dichtdoen!’ En beiden houden de mond en zitten te mokken zonder geluid te maken. Een bedelaar die voorbij komt om een aalmoes te vragen, gaat het huis binnen. Hij ziet de beide huisgenoten, die elkaar de rug hebben toegedraaid en die geen woord tegen elkaar zeggen zonder te eten van de heerlijke schotel. De bedelaar gaat aan tafel zitten en eet, totdat hij helemaal verzadigd is. En aangezien de man niet geantwoord heeft op alles wat de bedelaar heeft gezegd, sinds hij dit zonderlinge huis is binnengekomen, neemt hij een bot dat van het eten nog over is en maakt dat vast aan de baardharen van de man (2). Dan gaat hij er vandoor.
Even later komt er een hond aan het huis voorbij, likt de schotel schoon en hapt naar het bot aan de baard van de man. Dan zegt de vrouw: ‘Tssss….’ , om hem weg te jagen. De man verbreekt dan de stilte, en zegt: “Jij bent de eerste die heeft gepraat: Ga de deur dichtdoen!

donderdag 22 april 2021

 Wie spreekt, moet het doen! (Algerije, 2013)

Vage gedachtes (1) hielden Djha die ochtend in beslag. Uitgestrekt op het hoog wollen kleed op zijn ligbank, genoot hij van zoete dromen. Zijn vrouw, druk in de weer met duizend en een huiselijke bezigheden, zoals zij altijd maar weer zei, zag deze luilakkerij met ongenoegen aan. Zij riep hem toe:

“Djha! Ga eens het kalf in de stal vastzetten!”


Djha wendde zijn blik af en zonder ook maar even in beweging te komen om te doen wat zijn vrouw hem had gevraagd te doen, mompelde hij:
“Verdompt nog aan toe, ik kom niet van mijn plaats, nog met geen tien trekpaarden.”

Ik ben bezig koekjes te maken voor de buurvrouw die pas is bevallen. Jij denkt de hele dag te kunnen verdromen? Ga dat kalf vastzetten!”
“Het kalf vastzetten of niet, dat is de kwestie!? Wie van ons twee zal het kalf vastzetten? Dat is de vraag,” verklaarde Djha dromerig voor zich heen  starend, als een filosoof totaal onthecht (2) van alle wereldse beslommeringen.

Je kunt je voorstellen dat Djha een onweersbui voelde aankomen. Ongetwijfeld lag hij op zijn manier iets uit te broeden om te schuilen voor het onweer losbarstte. Hoe het ook zij, om van het gezeur van zijn vrouw af te zijn, stelde hij zijn vrouw voor:

“Muisje, luister eens! Wie van ons als eerste praat, moet het kalf vastzetten. Afgesproken? Dit gaat nu in!”

Mart-Djha was een koppige vrouw, maar zij nam toch de uitdaging aan, terwijl ze in de keuken in de weer was. Ze hield de mond. Ze had tenslotte alle tijd om te kletsen bij de buurvrouw! Opeens was er een bedelaar vóór de deur:


“In de naam van God, een aalmoes, alstublieft! Ik zie dat u goeie mensen bent. Geef me alstublieft een stuk brood te eten!”
Ook al is het geven van een aalmoes een heilige plicht, toch hielden Djha en zijn vrouw de mond. Ze gaven hem geen antwoord. Moe gejammerd ging de bedelaar het huis in. Hij was versteld een echtpaar te zien dat geen woord uitbracht, toen ze hem in de gaten kregen. Zou een djinn (een demon) hen met stomheid hebben geslagen? (3) Bedremmeld pakte hij vlug het stuk brood dat mart-Djha hem aanreikte, terwijl ze haar mond stijf dicht hield met de kaken op elkaar.
“Dank u wel! Dat God u belone met het honderdvoudige,” zei de bedelaar en ging er vlug vandoor.

Toen de koekjes eenmaal klaar waren, bracht mart-Djha ze naar de buurvrouw.
Daar zette ze zich in de kring van buurvrouwen, die op bezoek kwamen, en kletste zo veel ze maar kon. Ze raakte helemaal dronken van zichzelf te horen praten. Djha ondertussen was niet van zijn plaats gekomen, toen er ineens brand uitbrak in zijn huis. Was mart-Djha vergeten het fornuis uit te doen? De rook alarmeerde de buren, die allen samen tegelijkertijd schreeuwden:

“Brand! Brand! Het huis van Djha staat in brand!” (4)

Mart-Djha sprong overeind, toen ze het alarmerende geschreeuw buiten hoorde. Ongerust haastte ze zich naar huis, duwde de deur open en gilde door de wolk rook heen:
“Djha! M’n allerliefste man, waar zit je? Geef me antwoord? Ben je ongedeerd?”
Djha, duidelijk in goede gezondheid, stond langzaam van de ligbank op en zei triomfantelijk:
“Jij hebt als eerste gepraat! Er zit niks anders op dan dat jij het kalf gaat vastzetten.”

dinsdag 13 april 2021

 Een beetje lui. (Turkse variant, 19e eeuw!)

Ze zeggen dat de Hodja op een gegeven moment een kalf bezat. De ene dag gaf zijn vrouw het kalf water en eten; de andere dag was het de beurt van de Hodja (een geestelijk voorganger): ieder om de beurt.
Op een dag, toen het de beurt van de vrouw van de Hodja was om het kalf te voederen, was er tegelijkertijd een bruiloft (1) precies tegenover waar zij woonden. De buren hadden haar uitgenodigd te komen.
“Hoe gaan we dit doen?” zei ze tegen haar man.


“We gaan,” antwoordde die, “een overeenkomst met elkaar aan. Wie van ons beiden als eerst iets zegt, zal het kalf te eten en drinken geven.” (2)
“Akkoord,” antwoordde de vrouw.


Na dit met elkaar afgesproken te hebben, ging de hodja naar huis, en zijn vrouw ging naar de bruiloft bij de buren.

Nu was het geval dat er op die dag een groep Zigeuners (3) neerstreek in de omgeving, net buiten het dorp. De vrouwen verspreidden zich in de straten van het dorp, naar alle kanten kijkend op zoek naar buit. Eén van hen ging toevallig het huis van de hodja binnen. Daar heerste een absolute stilte. Aangekomen in de vrouwenvertrekken (harem) zag ze de hodja daar zitten, die met geen woord liet blijken dat hij haar aanwezigheid had opgemerkt. Ze sloop door het huis, en pakte alles naar haar gading en vulde daarmee haar plunjezak.

De hodja hield zich nog steeds van de stomme (4). Zij aarzelde niet lang pakte hem zijn kalotje (keppeltje?) en tulband (5) van het hoofd en nog steeds zei hij niets!
“Als ik iets zeg,” zei hij bij zichzelf, “moet ik het kalf te drinken en eten geven.” Hij nam dan ook geen enkele notie van het doen en laten van de zigeunerin die daarvan gebruik maakte door ervandoor te gaan en te ontsnappen.


In het huis van de het pas getrouwde stel werd net de maaltijd geserveerd (6)

De vrouw van de hodja nam in een schotel wat te eten voor de hodja mee. Toen zij haar huis binnenkwam, merkte ze meteen dat het huis helemaal was leeg geroofd, zelfs was van het hoofd van haar man het kalotje en de tulband gestolen. En zij verbrak dan ook het stilzwijgen en zei:
“Hodja, wat is hier toch gebeurd?  Waar zijn al onze spullen gebleven?”
“Jij bent de eerste die wat zegt,” riep Nasreddin (7), de hodja, haar opgewonden toe. Jij moet dan ook vandaag het kalf te drinken en eten geven!”

donderdag 8 april 2021

 Een klein woordje vooraf.

Dit is het eerste verhaal in een serie van zeven verhalen over Koppigheid. De oude verhalen zijn varianten van elkaar, maar alle zijn verteld in een ander land. De bedoeling is na te gaan of de te constateren verschillen tussen de verhalen iets vertellen over de landsaard van het land waarin het verhaal wordt verteld.


Achtereenvolgens komen aan de beurt: Iran (Perzië), het eerste verhaal, daarna Turkije (2), Algerije(3), Marokko(4), Egypte(5), en tenslotte een verhaal uit de Canterburry Tales(6) van Geoffrey Chaucer. Ineens blijkt er een bekend kader te bestaan, waarin je al deze verhalen kunt plaatsen. Dit laatste verhaal is een mooi bruggetje naar de samenvatting van vier andere schitterende verhalen uit de Canterburry Tales.


In aflevering Zeven komt de uitkomst van de vergelijking te staan, waarbij ik gebruik maak van de methode  die staat beschreven in de analyse van de verhalen waarin De Deur centraal staat. De bedoeling is minder te benadrukken dat deze verhalen een structurele opbouw hebben, die zich op een bepaalde manier verhoudt tot de symboliek. Ik veronderstel deze kennis en vergelijk de verhalen zonder steeds weer de achterliggende redenen aan te geven. Ik ken de uitkomst van de vergelijking nog niet. Dit in tegenstelling tot veel conclusies van “wetenschappelijk” werk op basis van statistische analyses, waarvan de uitkomst al wel vast staat. De uitkomst kan teleurstellend zijn, maar kan ook onvermoede inzichten opleveren. Ik hoop op het laatste.



 
Wie het eerst spreekt… (De Perzische variant)

In een dorpje in Iran –het heette Khâbdshân—woonde een hadji, iemand die de pelgrimstocht naar, in en om Mekka had gemaakt. Op zekere dag ging hij zijn huis binnen en zag dat zijn vrouw druk bezig was met haar naaiwerk. “Vrouw,” zei hij, “ga buiten de schapen eens water geven.”  “Heb jij geen ogen in je hoofd?” vroeg zijn vrouw. “Zie je dan niet dat ik hier zit te naaien?” De man werd driftig. Hij
had een stok in zijn hand. Die gooide hij zijn vrouw naar het hoofd. Zij pakte op haar beurt een schop die anders gebruikt werd om sneeuw te ruimen en gooide die naar de man. En ze zei: ”Luister nu eens goed, man, ga rustig zitten en wie van ons tweeën het eerst iets zegt moet buiten de schapen water geven.” En ze gingen beiden zitten. Maar de vrouw begon het zwijgen al gauw te vervelen en dacht stiekem: “Ik ga maar eens naar mijn buurvrouw hiernaast, samen kunnen we allicht wat babbelen en zo de tijd doorkomen. Als ik dan terugkom, kan ik mijn man misschien wel zo ver krijgen dat hij iets zegt”. Ze deed haar sluier om en liep langs haar man heen in de hoop dat hij haar zou vragen waar ze heen ging. Maar hij zei niets en zij ging bij haar buurvrouw op bezoek.


Ook de man kreeg er weldra genoeg van zo alleen binnen te zitten. Hij stond op en posteerde zich in de deuropening. Er kwam iemand voorbij en die zei goedendag. Hij antwoordde met een knik omdat hij bang was dat zijn vrouw hem iets zou horen zeggen. Even later kwam er weer iemand langs en die zei ook goedendag. De man beantwoordde de groet met fluisterende stem, want zijn vrouw kon immers wel achter de deur of boven op het platte dak staan luisteren.


Even later kwam er een barbier (kapper)  aan. Hij bleef staan en overhandigde de hadji een spiegel. De hadji bekeek zich zelf in de spiegel en gaf hem terug. De barbier vatte zijn stilzwijgen op als toestemming en bond een servet om de hals van de hadji . De hadji dacht bij zichzelf: “Als ik het servet nu afdoe en zeg dat ik mijn hoofd niet wil laten kaal scheren, hoort mijn vrouw dat natuurlijk en komt ze hierheen en zegt dat ik buiten de schapen water moet geven. Nee, laat ik maar liever mijn mond houden.” En dus schoor de barbier zijn hoofd kaal, pakte vervolgens een schaar en knipte de baard van de hadji. Nu stonden er een eindje verder, op de hoek van de straat, twee mannen. Ze begonnen ruzie te maken. De artiest met de schaar wilde met alle geweld zien hoe de scheldpartij afliep en terwijl hij helemaal door het tafereel in beslag werd genomen, knipte hij door. Toen hij zijn aandacht ten slotte weer aan de hadji wijdde, zag hij dat er van de ene kant van diens baard alleen nog maar een paar stoppels over waren. Hij besefte heel goed dat hij die met de beste wil van de wereld niet meer lang zou kunnen krijgen en knipte dus ook de andere helft er maar af. Daarna bekeek hij de hadji maar eens goed. De man zag er vreselijk uit, maar zei nog steeds niets. Wat moest de barbier beginnen? Hij bette de armtierige restjes baard met water en schoor hem toen helemaal af. Daarna pakte hij een stukje houtskool, sleep er op de stenen bank een punt aan, zette drie schoonheidsstippen op het gezicht van de hadji en overhandigde hem toen de spiegel. De hadji keek erin en moest bekennen dat de 

barbier zich grondig van zijn taak had gekweten. Maar hij dacht alleen: “Ook al beweeg ik hemel en aarde, mijn baard komt er niet door terug en als ik tegen deze baardscheerder spreek, steekt mijn vrouw vast en zeker meteen ergens haar neus om de hoek en zegt dat ik buiten de schapen water moet geven. Dan liever gezwegen!” En hij gaf de barbier de spiegel terug. “Geef me nu mijn loon voor het werk dat ik heb verricht,” zei de barbier. Maar de hadji antwoordde niet. “Hij is zeker stom,” dacht de barbier, “dan moest ik maar eens naar binnen gaan en tegen zijn vrouw zeggen dat ik haar man geschoren heb en mijn geld moet hebben.” Zo gezegd, zo gedaan. Hij stapte over de drempel en riep: “Hela, is er iemand thuis?” Maar niemand antwoordde. Toen ging hij het vertrek binnen en keek rond. Aan een spijker  hingen sieraden van goud en zilver ter waarde van 500 tômân. “Het is maar het beste,” dacht hij, “dat ik dat spul in mijn zak steek.” Hij pakte de sieraden, wikkelde ze in zijn servet en ging weer naar buiten. De hadji dacht dat hij wat brandhout of iets dergelijks had meegenomen en zei niets uit angst dat zijn vrouw zich verstopt had en tevoorschijn zou komen met de woorden: “Jij hebt het eerst gesproken, jij gaat nu de schapen water geven.”


Nauwelijks was de barbier om de hoek verdwenen of zijn vrouw kwam terug en zag binnen in de kamer een vrouwspersoon in mannenkleren zitten. Verwonderd kwam ze dichterbij en bekeek het mens eens goed. Daar zat haar man zonder baard en met schoonheidsstippen op zijn wangen! De vrouw barstte in lachen uit en zei: “Maar man, wie heeft je in godsnaam zo toegetakeld?” Haar man sprong overeind, lachte en danste en klapte in zijn handen. “Jij hebt het eerst iets gezegd,” zei hij, “wees nu zo vriendelijk om de schapen water te geven.”