dinsdag 10 augustus 2021

 Het verhaal van de Man van de Wet (deel 2)

 

Zij was zwanger van een jongetje. Híj, Alla, moest het kind en zijn vrouw toevertrouwen aan de opperbevelhebber én een bisschop, omdat hij weer eens tegen Schotland ten strijde moest trekken. Constance bleef zachtmoedig en onderdanig op haar kamer, omdat het kind haar zwaar woog in haar hoogzwangere buik; ze wachtte geduldig het moment af dat Christus voor haar beschikt had om te bevallen.

 

Toen haar tijd was gekomen, kreeg ze een jongetje. Hij werd Maurits (1) gedoopt. De opperbevelhebber liet een boodschapper komen, en schreef zijn koning dat iedereen zich verheugde over de geboorte van het kind, en nog andere dingen die niet wachten konden. De boodschapper nam de brief en ging op pad.

 

Deze boodschapper hield er een dubbele agenda op na. Hij reed rechtsreeks naar de moeder van de koning (2) en groette haar in zijn eigen taal: “Madam,” zei hij, “U mag zich verheugen, verblijden en duizendmaal God danken: uw schoondochter, mevrouw de koningin, heeft een kind ter wereld gebracht, een jongen, wat ongetwijfeld zal strekken tot grotere glorie van deze regering.

Kijk, hier is de verzegelde brief met dit bericht die ik zo vlug mogelijk bij de koning moet afleveren. Als U er iets aan wilt toevoegen: ik sta geheel tot uwer beschikking, dag en nacht!” Donegilde (3) antwoordde: “Alles op z’n tijd: nu niet, dus! Je kunt hier overnachten en uitrusten. Morgen weet ik wat ik wil doen.”

 

De boodschapper liet zich vollopen met wijn en bier. En toen hij eenmaal in slaap gevallen was en geen pap meer kon zeggen, werden hem de brieven ontstolen uit zijn tas. Een andere, slim in elkaar geflanste brief kwam ervoor in de plaats. Heel knap opgesteld en direct gericht aan koning Alla alsof hij door de opperbevelhebber zelf was gestuurd.


De inhoud van de brief: “De koningin is bevallen van een verschrikkelijk duivels schepsel, zodat de kasteelbewoners alleen al huiveren bij het ernaar kijken. Ze kunnen de aanblik niet verdragen. Het is duidelijk dat zijn moeder een trol (heks) is, daar is iedereen het over eens. Een dwalende toverkol vol tovenarij en magie. Niemand kan haar gezelschap verdragen.”

 

Groot was het verdriet van de koning. Met niemand had hij het over de ellende die over hem was gekomen. In zijn eigen handschrift antwoordde hij: “Het woord Gods is mij een baken, nu ik kennis heb genomen van zijn Wetten! Heer, U mag met mij doen naar uw wil. Heel mijn leven plaats ik onder uw gezag.

 

En hij schreef terug aan de opperbevelhebber:

“Laat dit kind leven, of het er nu goed of slecht uitziet, hoe het er ook aan toe is, totdat ik thuis kom. Zorg goed voor mijn vrouw. Christus zal, als Hij wil, mij met een erfgenaam zegenen. Later, misschien eentje die mij meer zal bevallen dan deze eersteling.” Hij zegelde deze brief met zijn zegel, wenend in afzondering. De boodschapper reed terug met deze boodschap. Meer valt er hierover niet te vertellen. (4)

 

De boodschapper verliet de koning en opnieuw passeerde hij het hof van de koninginmoeder om er de nacht door te brengen. Zij onthaalde de boodschapper met open armen, en kwam hem in alles tegemoet. Hij dronk stevig door, en deed de broekriem losser en losser, zodat de enveloppen in zijn tas voor het grijpen lagen. Hij sliep en snurkte erop los de hele nacht door tot de opkomst van de zon.

En weer stal zij de brieven, en wat ze er deze keer van maakte, komt op het volgende neer: ”Koning Alla vraagt de opperbevelhebber op straffe van de strop het volgende te doen. De koning zweert dat hij niet de aanwezigheid van Constance in zijn rijk langer kan verdragen. Ze kreeg drie dagen de tijd om op de vierde dag bij vloed als het getij voor een kwart is verstreken, te vertrekken.

En zij zou in hetzelfde bootje (5) worden gezet als dat waarin zij was aangespoeld. En zó moest ze het ruime sop kiezen in haar oude bekende tobbe, zij en haar zoon, met alles wat van haar was. En draag haar op, nooit meer voet aan wal in onze contreien te zetten.” O mijn Constance, als een ander dit te horen zou krijgen, zou hij of zij de geest geven. In je dromen zullen deze gedachten rondspoken, vol vrees. En dit alles heeft Donegilde op haar geweten.

De boodschapper sloeg de kortste weg in, toen hij eenmaal wakker was, naar het kasteel van Constance. Hij gaf te goeder trouw de brief aan de opperbevelhebber. En toen de inhoud van de brief tot de opperbevelhebber doordrong, kon hij alleen nog uitbrengen: “Helaas, helaas!” en “Wee, oh wee!” “Here Christus nog aan toe,” zei hij, “hoe kan deze wereld blijven bestaan, als ze zo vol is van zondaars die doodzonden begaan?”

Oh machtige God, is dit het dat U wilt laten gebeuren? Hoe kunt U toestaan dat onschuldig bloed wordt vergoten? En dat de slechteriken in welvaart gedijen? Oh, aller zachtmoedigste onder de vrouwen, goede Constance, helaas! Wat doet het mij pijn om de uitvoerder te moeten zijn van dit koninklijk bevel om uw leven te bekorten! Of ik moet ervoor kiezen zelf te sterven! Er is geen tussenoplossing.

Zij huilden, zowel jong als oud, in het hele kasteel, bij het horen van dit vervloekte Koninklijke bevel. Maar Constance, met een lijkbleek gezicht, stond op uit haar slaap de vierde dag en liep naar de klaargelegde boot op het strand, helemaal gehoorzamend aan de wil van Christus. En ze knielde op het strand neer en zei: “Uw wil geschiede, Heer, Uw woord is wet.”(6)

De boot werd ruim voorzien van levenstocht; inderdaad, het werd volgestopt met levensmiddelen en andere spullen om te kunnen overleven op zee voor langere tijd. Genoeg! God zij dank hiervoor! Dat Hij licht op haar gezicht laat schijnen en haar naar haar ouderhuis mag terugvoeren. Ik weet niets anders te verzinnen. Over de weidse zee dreef zij weg om er te verdwijnen als een stip aan de horizon.(7)

 

Deel III

 


Kort daarop kwam koning Alla thuis in zijn kasteel, waarover ik al heb verteld. Toen hij vroeg naar zijn vrouw en kind, sloeg het de opperbevelhebber koud om het hart. En hij vertelde zonder omwegen en openlijk over de toedracht van de gebeurtenissen waarover ik heb verhaald. Beter had ik niet kunnen vertellen. Ten slotte toonde hij hem het zegel en de brief, zoals hij hem had ontvangen.
(8)


Het handschrift waarin de brief was geschreven, werd herkend. Duidelijk was het venijn waarmee deze brief tot deze vervloekte daad aanzette. Maar wat de motieven waren om dit te doen, weet ik niet. Ik weet alleen dat de koning per koninklijk besluit zijn moeder

terechtstelde. En hij maakte bekend dat hij haar doodvonnis tekende, omdat zij hem had verraden, hem oneervol had bejegend en ontrouw aan hem was geweest. Zo kwam de oude Donegilde aan haar einde, moge zij verdoemd zijn.

Koning Alla werd dag en nacht door verdriet om zijn vrouw en kind verteerd. Geen pen kan het leed beschrijven waaronder hij gebukt ging. Ik verleg mijn aandacht naar de warrige wederwaardigheden op de weidse oceaan van Constance. Vijf jaar of nog langer zwierf ze als een banneling ellendig en gepijnigd over de woeste zee. Maar geleid door Christus hand kwam er land in zicht. (9)

Toen Constance over de zee zwierf, gebeurde er ook in Rome iets dat ik moet vertellen (10). In Rome was het nieuws van de mislukte huwelijksvoltrekking en zijn nasleep doorgedrongen: de afgeslachte christenen en de laaghartige schande die Constance, de dochter van de keizer, was aangedaan door het bedrog van die smerige sultane. Dat vervloekte beest, die schorpioen, die hen had laten vermoorden op de bruiloft van haar zoon.

Om wraak te nemen had de keizer zijn vloot erop uitgestuurd. Aan boord bevonden zich een senator en anderen van adel, die door de keizer aangewezen waren om de wapenen op te nemen. En God weet dat ze wraak namen… en hoe! Ze versloegen ze verpletterend, brandden land en huizen plat, doorboorden ze met hun zwaarden, dagen achtereen, en daarna keerden ze terug naar huis, naar Rome. Zo stonden de zaken ervoor.

En op zijn roemvolle terugtocht, gelauwerd en wel, trof de senator op zee langs de kust een bootje, het bootje waarin Constance voer met haar kind. Constance was bleek afgetrokken en meelijwekkend gezeten op de boeg van het vaartuig. Hij wist nergens van, wist niet wie zij was, of hoe zij in deze toestand terecht was gekomen. Maar, ook zij wilde hem dat niet vertellen (11), zelfs niet toen hij haar met de dood bedreigde.

Hij nam haar mee terug naar Rome, en gaf haar aan zijn vrouw om die te helpen in de huishouding. En met haar zoon woonde ze veilig in het huis van de senator. Zo tilde Onze Vrouwe haar op uit haar ellende, zoals ze dat ook doet met vele anderen hier op aarde. Constance vond zó rust een tijdje, omgeven met heilige werken en door de gave die genade schenkt (12). (13)

Hoe verging het ondertussen koning Alla. Dat zal ik u in het kort vertellen. Wroeging, omdat hij zijn moeder terecht had laten stellen, verteerde hem in die mate dat hij besloot naar Rome te gaan om vergiffenis te vragen. Hij wilde boete doen, groot of klein, voor het vele kwaad dat hij had aangericht, en hoopte dat de paus hem die boete namens Jezus Christus wilde opleggen.

Al spoedig ging door Rome het gerucht dat koning Alla op pelgrimstocht was naar de paus. Bodes die op en neer gingen tussen de landen brachten het nieuws van zijn komst, nog voordat hij in Rome arriveerde. Zoals gebruikelijk in die dagen trok de senator met zijn gevolg erop uit koning Alla tegemoet om met pracht en praal hem hun respect te betonen.

Het welkom dat deze mannen koning Alla bereiden was prachtig. Hij wilde niet voor ze onder doen en de senator op zijn beurt eer bewijzen. En zo kwam het dat koning Alla de senator uitnodigde om elkaar op een feest te ontmoeten. En ja, ook de zoon van Constance zou op het feest aanwezig zijn. (14)

Dit kind leek heel erg op Constance, zoveel als maar kan. Alla herinnerde zich maar al te goed hoe jonkvrouw Constance eruit zag. Toen hij het kind zag aan de andere kant van de tafel, kwam alles terug en verbijsterd keek hij naar het kind, en dacht: “Het kan toch niet waar zijn….” (15)

En die namiddag ging de koning naar het huis van de senator, onaangekondigd. Hij werd met open armen ontvangen en op verzoek van de koning werd Constance gevraagd om te komen. U kunt van mij aannemen dat ze geen tijd had zich op te maken als om te gaan dansen, toen zij de reden te horen kreeg, waarom zij moest komen –wie haar stond op te wachten. Bijna was ze flauw gevallen zo was zij van haar stuk.

Toen Alla zijn vrouw zag, omhelsde hij haar en huilde. Het was roerend te zien hoe hij bij de eerste blik op haar meteen zag wie zij was, omdat hij zijn ogen niet meer van haar kon afhouden. En zij wist zich geen raad en stond daar als aan de grond genageld. Haar hart sloot zich op in zijn eigen verdriet, toen zij zich herinnerde wat voor kwaad hij haar had aangedaan.(16)

Toen vroeg zij haar echtgenoot nederig als compensatie voor het doorstaan van haar lange meedogenloze ellende, of zij haar vader, de keizer, mocht zien. Zij wilde dat Alla een dag en tijdstip met hem zou afspreken om elkaar te zien voor een diner. Maar hij mocht niets over haar zeggen.(17)


De dag brak aan waarop koning Alla en zijn koningin, die al vroeg waren opgestaan, de keizer zouden ontmoeten. Te paard reden ze uitgelaten naar zijn paleis. En toen ze haar vader aan het eind van de oprijlaan zag staan, stapte ze van haar paard en knielde voor hem neer. Ze zei: “Vader, ik ben het Constance. Oh heer, kunt u zich mij niet herinneren? Ben ik uit uw geheugen gewist? Ik ben het Constance, die u ooit eens naar Syrië hebt gestuurd waar de slachtbank haar wachtte. Die op zee werd gedumpt en op dat zilte nat bleef rond zwalken dagenlang om er te sterven. Maar genoeg, ik heb het overleefd! En nu, mijn goede vader, wees mij genadig. Stuur me niet weer de zee op naar blind heidense landen, maar bedank mijn echtgenoot voor al zijn compassie met mij.”


Wie kan de vreugde over de ontmoeting beschrijven van deze drie, die elkaar na jaren weerzagen. Maar mijn verhaal loopt ten einde. Ik zal niet langer uitweiden, nu de dag ten einde loopt. Zij gingen zitten eten, en ik laat ze in mijn verhaal daar achter, etend. Deze gelukkige mensen in al hun blijdschap, een grotere blijdschap dan wie dan ook zou kunnen bevatten.(18)

Koning Alla ging met zijn goedmoedige heilige vrouw en kind terug naar Engeland, toen hij zag dat hij zijn doel had bereikt. En ze namen de kortste weg naar huis. En daar leefden ze nog lang en gelukkig. Maar het duurde niet lang of aan hun geluk kwam een eind. Tijd kan alle geluk op aarde verwoesten. Geluk op aarde houdt niet stand. Dag en nacht drijft het geluk op wisselende getijden, op en neer.(19).

Dood rekent rente onder hoog en laag, houdt geen rekening met klassenverschillen. Er was nog geen jaar verstreken, of koning Alla overleed. Daar leed Constance heel erg onder. Laat ons bidden dat God zijn ziel zegene. En jonkvrouw Constance keerde terug naar Rome. En dat is het einde van mijn verhaal. (20)

 

Zoon Maurice  wordt de opvolger van de keizer. (21: De Europese Unie…)

 

maandag 2 augustus 2021

 De Europese Unie in de Veertiende Eeuw.

 

Wie dit verhaal goed leest, leest daarin het ontstaan en het reilen en zeilen daarna van de Europese Gemeenschap (EU), maar dan zoals verteld in de veertiende eeuw door Geoffrey Chaucer. Natuurlijk komt daarbij interpretatie om de hoek kijken. Die ga ik u in dit geval verklappen; ik weet niet of ik daar goed aan doe. Je moet namelijk weten dat het verhaal begint aan de Syrische kust, ongeveer op het strand, waar Zeus de Fenicische prinses Europa schaakte in een geile bui (1). De hoofdpersoon in het verhaal van de Man van de Wet is Constance (2); daarin zou je de moeilijke en dappere rol van de voorzitter van de Europese Commissie kunnen herkennen: Ursula von der Leyden. Rome verruilen we voor Brussel  en Strassburg . Wie er vluchten in boten, lijkt mij duidelijk. Een bekering is natuurlijk toetreding tot de EU, en afvalligheid is ….  uittreding (Brexit). De Brexit vindt plaats in Deel 2 van dit lange verhaal en het einde is verrassend; we beginnen in Deel 1.
Als je het verhaal op die manier decodeert, lijkt het Verhaal van de Man van de Wet bijna profetische proporties aan te nemen, een profetie gedaan in de veertiende eeuw. Voor de feitelijke interpretatie verwijs ik naar de Noten en de Oorspronkelijke tekst, want er is nog  veel meer dat interessant is aan dit verhaal…..als je je over je vooroordelen heen kunt zetten.

Het verhaal van de Man van de Wet.

Eens was er in Syrië een organisatie van rijke handelaren, die hun werk serieus namen en beslissingen namen met vooruitziende blik. Zij handelden in kruiden, in met goud bestikte kledingstoffen, rijk gekleurd satijn en allerhande andere innovatieve koopwaar waarnaar door zijn verrassingseffect veel vraag was in verschillende landen. Het was plezierig handel met ze te drijven en goederen tegen de meest gunstige prijs van ze te kunnen afnemen.
 
Enkele handelaren waren er onder hen, die besloten om het eens te gaan proberen in Rome. Zakelijk, maar ook om er eens uit te zijn. Ze besloten zelf te gaan en niet iemand anders namens hen te sturen. Ze wilden zelf de Middellandse Zee oversteken naar Rome. Ze verwachtten goede zaken te kunnen doen en streken er daarom neer.
 
Toen ze een maand of misschien al langer in de stad waren naar aller tevredenheid, bereikte hun bij toeval het nieuws van de excellente, alom geroemde naam van Constance (dame Custance), de dochter van de Keizer. Eenmaal op haar geattendeerd, kregen de Syriërs steeds meer bijzonderheden over haar te horen, iedere dag weer.
 
In de volksmond zei men over haar: “Onze Keizer van Rome, -- dat God op hem toe ziet—heeft een al sinds het begin van de schepping onvergelijkbare dochter. Nooit was er iemand anders die in haar schaduw kon staan, wat schoonheid en goedheid aangaat. Met alle ogen op haar gericht zou zij de Koningin van Europa kunnen zijn. Moge God haar een lang, eervol leven in gezondheid geven.” (3)
 
Maar haar lot staat al in de hemelsterren beschreven: het zal anders lopen dan verwacht.
 
In die boekrol, die over de aarde en wat, de mensen de hemelen noemen, zich uitstrekt al rondwentelend, stond bij haar geboorte in de sterren al geschreven dat liefde haar levenslot zou zijn. Want waarlijk de dood van iedereen staat hierin opgeschreven in een sterrenbeeld, duidelijker te lezen dan in een glazen bol. Mocht ons alleen maar gegeven zijn, dat we onbevreesd zouden kunnen zien, hoe ons leven zich zal voltrekken.
(4)
 
In Syrië wordt een sultan stapelverliefd, alleen van horen zeggen over haar.
 
De Sultan riep zijn Eigen Adviseurs bij elkaar en legde hun zijn plan voor om met Juffrouw Constance te trouwen, en wel op zo kort mogelijke termijn. Meteen! Want ze moesten toch begrijpen dat hij onder liefdesverdriet zou bezwijken, als zij niet altijd bij hem was. Hij zei: “Hou dit goed in gedachten, want mijn leven staat op het spel.”(5)


Maar het geloof is een obstakel.
 
En hij antwoordde: Liever dan Juffrouw Constance te verliezen, laat ik me dopen! Ik ben voor haar voorbestemd, ik heb geen keuze. Praat zoveel je wilt, het zal niet baten. Zie je dan niet dat mijn leven gevaar loopt? Ik heb een ziekte opgelopen die alleen zij kan genezen. De pijn kan ik niet langer verdragen.


Het heeft geen zin er nog langer over uit te weiden. Door verdragen te sluiten, diplomatie, en de bemiddeling van de Heilige Vader, de paus, geschraagd door Kerk en Adel die erop uit zijn het Mohammedanisme een loer te draaien en de gezegende Wet van de katholieke kerk te verbreiden; dat alles bij elkaar genomen, houdt in dat iedereen het eens is, een win-win situatie. Dat is genoeg reden om het plan (voor het huwelijk) uit te voeren.


De Sultan en zijn raad- en leenheren in al hun waardigheid zouden ook worden gedoopt. Constance zou hoe dan ook met hem trouwen. De bruidsschat in goud betaald –ik weet niet hoeveel—werd vastgesteld voor als het mis zou gaan. Van beide kanten werd trouw gezworen aan de beloftes. Schone Constance, mag God je leiden op je levensweg.(6)


Uiteindelijk brak de dag van haar vertrek aan – beter gezegd: de fatale dag waarop alle ellende is begonnen, brak aan. Langer uitstel en verweer kon niet meer, want iedereen was gepokt en gemazeld voor de bootreis. Constance trok wit weg van verdriet, de kleur op haar wangen verdween, hoe dichterbij het moment van vertrek kwam en alle voorbereidingen waren gedaan. Zij wist dat niets haar bespaard zou blijven.


Helaas, het is geen wonder dat zij huilde, toen zij naar een vreemd, ver weg land werd gestuurd. Zij nam afscheid van haar vrienden die haar zo lang vol liefde hadden omringd, om zich te onderwerpen aan iemand waarvan zij zelfs maar bij benadering de reputatie kende. Zoals vrouwen uit ervaring zeggen: “Alle echtgenoten zijn goede echtgenoten”. Ik denk er het mijne van (7) (8).


Uit de stand van de sterren valt op te maken dat de onderneming niet goed zal aflopen. Waarom heeft men die niet bijtijds geraadpleegd?


Veroorzaker van alle Beweging (9), wreed firmament, de sterren langs hun dagelijkse weg voortdrijvend, alles heen en weer slingerend van Oost naar West, dat van nature geneigd zou zijn een ander pad te volgen. Jouw massaal geweld zet de hemel zo in het gelid dat dit wel de eerste reis van Constance in de war moet sturen. Mars zal dit huwelijk doen mislukken in zijn loopgraaf, als het nog tot trouwen mocht komen.


Jouw ongelukkige Elliptische, scheve gradenboog, met Mars in verval , uit zijn juiste baan gebracht en hulpeloos in het sterrenbeeld Schorpioen terecht gekomen, duisterste sterrenbeeld van allemaal. Oh Oorlogsgod, door de invloed van wie alle hoop teniet wordt gedaan. Oh Maan (Luna), tevergeefs in verval met Hem tegen wie je niet op kunt, weggeslingerd van de plaats waar je zou moeten staan.(10)


En de marionet in de hand van God is?


De moeder van de Sultan, de aanstaande schoonmoeder van Constance, was een bron van ondeugden. Zij zag welke weg haar zoon insloeg door de last van vroegere gewoontes van zich af te schudden. Daarom liet zij bepaalde raadgevers ontbieden om hun haar plannen voor te leggen. Toen deze mensen van aanzien zich om haar heen hadden verzameld, ging ze zitten en sprak als volgt.
 
‘Mijne heren,’ zei ze, ‘U weet dat mijn zoon vast besloten is om de heilige wetten van onze Alkoran en alles dat door God aan Mohamed (Makomete) is geopenbaard, af te zweren. En tot God zweer ik deze onbuigzame eed dat ik liever sterf dan mijn geloof, dat me in mijn hart staat geschreven, te verloochenen.” (11)
 
Deze
Sultane, die ik uit de grond van mijn hart verwens, stuurde haar raadgevers in het geheim naar huis, –waarom het verhaal langer maken dan strikt noodzakelijk? – ging daarop te  paard op bezoek bij de Sultan, haar zoon, en vertelde hem dat ook zij de Islam de rug toe keerde en zich tot christen wilde laten dopen. Zij had berouw, zolang een heiden te zijn geweest.


En om haar bekering te vieren wilde ze voor hem en zijn bruid een feest organiseren, waarop alle christenen aanwezig zouden zijn. De Sultan stemde daarmee in en zei: “Ik zal me richten naar jouw wensen.” Hij knielde voor haar neer om haar te bedanken. Omdat zij had bereikt wat ze in de zin had, kuste ze haar zoon, en hij blij van hart, in sprakeloze vreugde, liet haar vertrekken om aan de voorbereidingen voor het feest te beginnen. (12)


Zelfs de triomftocht onder zijn ereboog door van Caesar, die Lucanus zo pochend dichterlijk heeft beschreven, was niets bij de Koninklijke optocht naar het feest van de tot christen bekeerden, gehouden als eerbetoon voor hun zielsgelukkige gastheer. Maar die nare schorpioen in haar verderfelijke positie, de Sultane, zat klaar ondanks al haar vleiende woorden om haar meest dodelijke steek te prikken.


Even later verscheen de Sultan zelf op het toneel, geweldig koninklijk in zijn optreden om te zien. Hij verwelkomde blij en lachend zijn moeder. Houd dit moment goed in gedachten, want in mijn verhaal vertel ik alles alleen maar beknopt (13) de vrucht van deze geschiedenis. Na een tijdje was het wel genoeg geweest en liepen de feestelijkheden af om te gaan slapen.(14)


En toen gebeurde het:
Zoals het mij betaamt, wil ik kort van stof zijn. De Sultan en zijn bekeerde christenen werden allemaal opgedoekt, in stukjes gehakt, neergestoken waar ze lagen te slapen (at the bord), allemaal behalve Constance, alleen zij werd gespaard. De ouwe Sultane, dat vervloekte oude wijf, geholpen door haar vriendjes, voerde precies uit wat ze had gepland, vastbesloten zelf het heft in eigen handen te nemen en het land te gaan besturen.


Want er was er niet één van hen die zich hadden bekeerd tot het christendom en die de gedragslijn van de Sultan volgden, die geen kopje kleiner werd gemaakt nog voordat hij besefte wat er gaande was. En Constance (en haar bruidsschat) werd op aanwijzing van de Sultane hals over kop in een roerloos bootje zonder roeispanen gedumpt, terug naar Italië. Zij kreeg te horen dat zij haar weg naar Italië maar zelf moest vinden: ga terug naar waar je vandaan bent gekomen! (15)


Zo dreef ze daar over de oceaan en kwam veilig langs de Zuilen van Hercules in ons stormige Kanaal tot haar bootje uiteindelijk strandde bij een kasteel, waarvan ik de naam niet weet. Ver weg in Northumberland
liep haar vaartuig vast op het strand en lag het bij eb en vloed te dobberen in de branding. Zoals God beschikte, kwam zij daar tot rust.


Het kasteel behoorde toe aan een opperbevelhebber, die een kijkje ging nemen in het wrakkige vaartuigje, zoals dat in de omschrijving van zijn functie stond dat hij moest doen. Hij doorzocht het bootje en trof daar een vrouw aan in al haar ellende met haar bruidsschat (16). Zij smeekte hem, in haar eigen taal, om genade. Zij vroeg hem haar te doden om uit dit aardse tranendal verlost te worden.


Zij sprak haar smeekbede uit in het Latijn, weliswaar heel gebrekkig, maar hoe dan ook, hij begreep haar bedoeling. Toen hij er zeker van was (list no lenger seche: geen zin had nog langer te zoeken) dat er niet nog ergens andere schatten verborgen waren aan boord, nam hij haar veilig mee aan land. Zij knielde voor hem neer om hem te bedanken, want zij zag in haar redding door hem Gods hand. Maar zij vertelde hem niet wie zij was, misschien om zo in aanmerking te komen voor een gunst van zijn kant of omdat zij doodsbang was.(17)


De opperbevelhebber en zijn vrouw, Hermengilde, waren heidenen zoals ook al hun buren. Hermengilde werd zeer gesteld op Constance en zou haar leven voor haar geven als haar iets zou overkomen. Het verblijf op het kasteel gaf Constance de tijd om weer tot zich zelf te komen. Zij huilde bittere tranen en bad veel tot God. Zo kwam het dat door haar gebed Jonkvrouw (Dame) Hermengilde, de kasteelvrouwe, zich bekeerde tot het christendom. (18)


De opperbevelhebber was niet de echte baas over het strand waar Constance werd gevonden, maar hij was allang in deze regio om de orde te handhaven in dienst van Alla, de koning van Northumberland. Alla was een wijze koning met een sterk leger om zich te verdedigen tegen de Schotten, zoals u ongetwijfeld wel zult weten. Maar laat ik de draad van het verhaal weer oppakken.


Weet dat Satan altijd erop uit is om ons in de val te lokken. En toen die de vrome perfectie (19) zag van Constance, zon hij op een list om haar te pakken te nemen. Hij zette zich ertoe om een jonge ridder, die in de omgeving woonde, stapelverliefd op haar te maken en lage lusten in hem te wekken. De verliefdheid nam zulke felle proporties aan dat de arme drommel dacht dat hij zou sterven, zo’n sterke prikkel ging er van die lust uit, tenzij hij haar kon nemen zoals hij wou.


Hij dong naar haar hand onophoudelijk. Het bracht hem nergens, want zij wilde van geen wijken voor zonde weten. Zo kwam het dat hij uit wrok een plan opvatte om haar op schandelijke wijze te vermoorden. Hij zou strategisch en tactisch wel overwogen met voorbedachten rade te werk gaan. Toen de opperbevelhebber eens afwezig was, kroop hij zachtjes op een nacht bij Hermengilde, die lag te slapen, in bed.


Moe van het vele bidden en de heilige meditatie (overdenking) sliep ze in dezelfde kamer als Constance. Zij had er geen notie van hoe hij op instigatie van de Duivel, die hem overmande met zijn  verleidingskunsten, naar haar toe sloop en stilletjes op haar ging liggen. Hij sloeg de jonkvrouw Hermengilde bewusteloos en sneed

haar de keel door. Het bloederige mes legde hij naast Constance in haar bed. Toen ging hij weg. Dat God hem straffe door ter plekke dood te vallen!


De volgende dag kwam de opperbevelhebber terug in gezelschap van Alla, zijn baas, en koning van het eromheen gelegen land. Hij trof zijn vrouw aan meedogenloos doodgeslagen. Hij wrong zich in zijn handen, schreide en viel op de grond. In het bed van Constance vond hij het bloederige mes. Helaas, wat kon zij zeggen, zij was zó buiten zichzelf van schrik en ontzetting. (20)


Gelukkig getuigen haar vrienden en kennissen à decharge:

Ze kenden haar niet anders dan deugdzaam en liefdevol voor haar bazin Hermengilde. En de hele huishouding legde in diezelfde trant getuigenis ten gunste van Constance af. Behalve die ene ridder, die haar had vermoord. De zachtmoedige koning die door al die getuigenissen heel erg geroerd was, wenste een duidelijker bewijs voor haar schuld. Hij wilde dieper graven om de waarheid te achterhalen (21). (22)


Maar is de Koning wel objectief?


King Alla begon gevoelens voor haar te krijgen –fijngevoelige mensen voelen vaak eerder medelijden met iemand – en ook hij kon zijn tranen niet bedwingen. Ten slotte zei hij: “Laat iemand een boek halen, en als deze ridder op dit boek zweert een eed dat zij een mes heeft genomen om haar te vermoorden, zullen we overgaan tot haar terechtstelling.”


Ze brachten het Britse Boek met de Evangeliën, de Bijbel. En de ridder stond op en zwoer dat zij schuldig was. En ongelofelijk wat er toen gebeurde: de ridder werd tegen de grond gesmeten. Er verscheen een Hand uit de Hemel die hem zo hard sloeg tot op het bot in zijn nek dat hij neerplofte als steen, allebei zijn ogen sprongen hem uit de oogkassen in zijn gezicht, in aanwezigheid van iedereen duidelijk te zien (23). (24)


Deze tussenkomst stelt niet iedereen gerust.


Groot was hun angst en groot was hun berouw, omdat zij over Constance verkeerd hadden geoordeeld en haar onschuld in twijfel hadden getrokken. En toen kwam uiteindelijk dit wonder uit de hemel haar te hulp, door haar eigen godvruchtige bemiddeling. Dit alles bracht Alla ertoe zich te bekeren tot Christus, en velen volgden zijn voorbeeld, o gezegende genade!


De bedrieger, de ridder, werd terechtgesteld voor het onder ede onwaarheid spreken. Alla talmde niet in het ten uitvoer brengen van zijn vonnis. Hoewel Constance het weet aan zijn jeugd, stond het oordeel onwrikbaar vast. Toen wekte Jezus uit genadig mededogen bij de koning liefde voor haar op en hij trouwde de heilige vrouw. Overal werd feest gevierd en vreugdekreten klonken op van alle kanten: Constance werd op instructie van Christus tot koningin gekroond.(25)


Zij gingen naar bed, zoals nu eenmaal de gewoonte is voor vrouwen  en mannen in een huwelijksnacht, zelfs als ze vol zijn van heilige dingen. Die nacht moeten ze geduld oefenen, om aan de noodzakelijke pleziertjes van een Koning of van anderen die met de ring zijn getrouwd tegemoet te komen. Haar heiligheid – daar moet ze maar een tijdje van afzien, heel eventjes maar, en dat is alles. (26)

vrijdag 16 juli 2021

 Waarschuwing vooraf!


Het is raadzaam om voor Commentaar en de Originele teksten hier te klikken


Waarom zou je van tevoren waarschuwen? Een waarschuwingsschot? Dat heet tegenwoordig een “ trigger warning”, met dank aan het ongelukkige Engels, want letterlijk vertaald betekent het: “het overhalen of afdrukken van de trekker (haan) van een pistool om te waarschuwen. Dus niet een waarschuwing die je echt preventief van tevoren waarschuwt, want waarvoor je gewaarschuwd wordt, is al aan de gang. En het is ook nog eens behoorlijk agressief (trigger): paf, paf, en dan is het eigenlijk al te laat. Eigenlijk geef je een waarschuwingsschot alleen maar om de aandacht te trekken. In plaats van iemand aan het denken te zetten, denk je bij voorbaat dat wat je gaat vertellen in het verkeerde keelgat zal schieten, en kun je alleen met de greep van Heimlich  ervan bevrijd worden. Ik ken mijn metaforen ook wel, hoor. Kortom, waarschuwen vooraf, mikt op emoties, die je eigenlijk beter had kunnen beheersen, maar ze zijn er al wel. Vaak zijn het de zwakkeren in de samenleving die bescherming zoeken achter de “Waarschuwing Vooraf” om het artikel vervolgens toch stiekem te lezen. Nogmaals, waarom een Waarschuwing Vooraf, als het toch wordt genegeerd? Je zou kunnen zeggen ook zwakkeren moeten door woede-uitbarstingen en het laten horen van hun gekwetste gevoelens het recht hebben zich te uiten. Ik denk dat het toont dat de zwakkere de zwakkere is en zich daar eigenlijk al in heeft geschikt, als hij of zij een stuk daarom toch niet of wel leest . Tja, het is ingewikkeld! Vroeg of laat komt die emotie naar buiten net als De Schreeuw (Nr. “Skrik”, Nl. “Schrik”) van Edvard Munch. En dan is “Waarschuwing Vooraf” ook nog een literaire figuur: dit heet een pleonasme , omdat in Waarschuwing eigenlijk al het Vooraf zit. Achteraf waarschuwen heeft geen zin.


Toch staat er boven mijn stukje: Waarschuwing Vooraf. Waarom? De tekst zoals je die nu leest, beledigt het katholieke geloof in een Engeland dat op het punt stond zich van de Katholieke Kerk af te scheiden. Die belediging zou dus voltooid verleden tijd kunnen zijn? Immers het schisma is nu een feit. Maar nog uitdrukkelijker beledigt het verhaal de Joden die vanaf de elfde eeuw bij tijden in Engeland werden vervolgd naar het de Engelse koning uitkwam. Dit verhaal vertelt
welke reclamemachine (waarschuwingsschot?!) er nodig is om mensen ertoe op te stoken anderen "verantwoord" te vermoorden op de meest afgrijselijke manieren. Simon Schama in “De geschiedenis van de Joden” geeft op pagina 380-381 op dit verhaal van Chaucer het volgende commentaar: “Het ernstigste incident vond elf jaar later plaats in Lincoln, waar de negen jaar oude Hugh  (vlgs Chaucer 7 jaar) werd gevonden in een beerput….Koning Hendrik III was toevallig in de buurt en eiste dat er een schuldige werd aangewezen. Die werd natuurlijk snel gevonden. Na zware martelingen legde een van de Joden van Lincoln, Copin of Jopin, een bekentenis af en werd hij aan de staart van een paard gebonden en over de kasseien door de stad gesleurd, waarna wat er nog over was van zijn lichaam werd opgehangen…..in de Canterbury Tales, rakelt Chaucer de allerergste leugens en laster nog eens op in ’The Prioress’s Tale’. “


We zullen ons eens niet door emoties laten leiden, maar in het commentaar dat in de noten is te vinden verdiepen in wat Chaucer bedoelde: rakelde Chaucer ook echt de allerergste leugens en laster weer op? Of is dat toch een misverstand?


Nog een ding: hoort dit verhaal wel thuis onder het hoofdje Humor? Zoals al eerder gezegd vielen Vroeger toneel en terechtstelling beide onder dezelfde noemer: volksvermaak. En dat is hier duidelijk het geval. Voor ons is het schokkend, maar in het Engeland van Chaucer was het berechten in het openbaar een manier om een dictatoriaal bewind in stand te houden. Gek genoeg waren van dit dictatoriale bewind vaak rijke Joden de geldschieters. En hier zijn Schama en Chaucer het eens (1) (381): “…..dankzij de interventie van Richard, de hertog van Cornwall, die net als de koning (Hendrik III) vaak zaken deed met de Joden, maar die in tegenstelling tot hem nog wel enig rechtvaardigheidsgevoel had (en natuurlijk zijn eigen Joodse melkkoeien in leven wilde houden).” Je zou kunnen concluderen dat de koning, maar ook Richard uit eigen belang, hele bevolkingsgroepen opruimden of in leven hielden. Waar doet mij dat nou toch aan denken? Het lijkt zo pas geleden!? Er staat niet voor niets boven dit stukje: Waarschuwing Vooraf!


Met de tekst is nog iets anders aan de hand. Chaucer introduceert hier een nieuwe literaire stijl (2) : de satireironisch, misschien wel sceptisch of zelfs cynisch qua toon. Ironie is, denk ik, literair gezien de moeilijkste stijlfiguur die er bestaat. Hier wil ik er alleen over kwijt, dat ironie tot veel misvattingen heeft geleid, omdat de tekst voor meerdere uitleg vatbaar is: de tekst wordt er ambigue door. Die stijlfiguur, de ironie, kennen we uit de Griekse Oudheid als een filosofische stroming, onder aanvoering van Diogenes van Sinope en als satire bij Dionysusfeesten. En veel van wat Chaucer schrijft, sluit aan op de verhaaltjes op dit blog over de Klassieke humor. En als we dit eenmaal in de gaten hebben, worden feiten minder feitelijk. Je zou kunnen zeggen, in dit verhaal wordt niet alleen de Joodse Engelse gemeenschap op de hak genomen, maar ook de Katholieke Kerk. En dan klopt het precies met het tijdsbeeld waarin dit verhaal is geschreven. Alles wat de abdis vertelt, moeten we met een behoorlijk korreltje zout tot ons nemen. Ik zal in de noten aangeven, waar dit in dit verhaal het duidelijkst blijkt. In dit verhaal komt naar voren hoe ons gevoel voor humor drastisch, ik zou daarom bijna concluderend willen zeggen zo radicaal is veranderd dat dit wel tot misverstanden moet leiden. Als we ons dat goed realiseren komen we op een veel fundamentelere kritiek op middeleeuwse maatschappij uit dan wanneer we kijken naar wie er door dit verhaal worden beledigd. Maar de meeste mensen hebben het helaas zo gelezen dat ze zich erdoor beledigd voelden. Terecht,  maar….. Bij ironie hoort deze constructie: terecht, maar…. en ook dit zal nader worden toegelicht in de noten (3).
 

Het verhaal van de abdis.

 
In Azië (4) was eens een christelijke stad, waarin een getto was voor Joden, die de steun hadden van de Kroon, zuiver en alleen uit winstbejag en dwingelandij. Christus en zijn volgelingen zouden dit absoluut niet hebben goedgekeurd. (1).


Er was een klein schooltje voor de christenen aan het andere einde van de stad. Dag in dag uit kreeg ieder jaar een heel stel kinderen van christelijke huize hier hun eerste onderwijs. In het onderricht was speciaal aandacht voor lezen, en luisteren naar gezang en voordracht – De eenvoudige dingen die je in je kindertijd leert en die getuigen van een goede afkomst. (5)


Onder deze kinderen was de zoon van een weduwe, een kleine koorknaap van zeven jaar oud. Dagelijks ging hij te voet naar school zo vlug zijn benen hem konden dragen. Hij had de gewoonte (omdat het hem zo was geleerd) om onderweg bij het beeld van de moeder Gods op kruispunten te knielen en een Weesgegroet te bidden.


Dit had de weduwe haar zoontje geleerd uit eerbied voor de moeder Gods, onze dierbare en gezegende vrouwe. Dat deed hij vol overgave. Een blij kind zal altijd gemakkelijk leren en luisteren. Voor zover ik mij herinner vond een en ander omstreeks Sint Nicolaas (6) plaats, die al als kind zich tot Christus keerde.


Het kleine kind, toen hij nog op de lagere school zat, hoorde andere kinderen het Oh Alma Redemptoris voorzingen uit hun gezangenboek. Zo dicht mogelijk als hij durfde, probeerde hij alles te zien en horen om zelf het begin ervan uit het hoofd te leren. (7)


Zoals ik al vertelde kwam dit kind vlak langs de straat waar de Joden woonden en zonder daar iets mee te bedoelen zong hij iedere dag uit volle borst dit liedje Oh Alma Redemptoris. Als het hem lukte het lied goed te zingen, werd het met open armen in de hemel boven hem ontvangen, en deed de lieftalligheid van Gods moeder zijn hart sneller kloppen. Hij koos er niet voor, maar als vanzelf bad en zong hij luid op zijn heen- en terugweg.


De eerste en ergste van onze vijanden, de Slang Satan (8) schudde de verstokte Joodse harten wakker. Uit de slangenkuil in hun hart kronkelde en kroelde hij zich naar boven en zei: “Oh Hebreeuws volk, kijk toch om je heen! Is er hier niet iets dat recht gezet moet worden? Kan zo’n jongetje vrijelijk door onze straten zwerven hardop zingen en in hymnen en spreuken op jullie afgeven? Zonder enig respect voor jullie Wetten?”


Vanaf die tijd zwoeren al deze Joden samen om dit onschuldige kind te verjagen van het aanzicht der aarde…. (8) In een donker doodlopend straatje ontmoetten zij een moordenaar. Zij namen hem in dienst om te doen wat moordenaars doen op zo’n geheime plaats, die zijn eigendom was en waar hij de baas was. Toen het jongetje in een blij loopje voorbij kwam, greep die vervloekte Jood hem, sneed hem de keel door en dumpte hem in een beerput (8). (9)


“Oh martelaar van de Maagd, nu mag je zingen steeds weer opnieuw, en het witte, hemelse Lam volgen,” zei zij (10) , “over wie de grote evangelist Sint Johannes op Patmos schreef: zij dragen Witte kleden in het aanzicht van het Lam, en zingen steeds weer liederen zoals nog nooit een vrouw van vlees en bloed heeft gekend.” (8) (11)


 Zij ging op zoek naar haar kind jammerlijke kreten slakend die door merg en been gingen. En iedere Jood die daar woonde vroeg zij of zij haar kind misschien hadden gezien, en ze zeiden: “Nee!”. Maar Jezus in al zijn genade bracht haar na een poosje op het idee om naar dat doodlopende steegje te gaan waar haar kind in een beerput lag verstopt.


Grote God die iedereen met onschuldige stem heeft opgeroepen U te loven, wat is Uw macht groot! Deze briljant van kuisheid, deze smaragd, dit juweel van martelaarschap en schitterende robijn (8), begon, terwijl hij daar lag met doorgesneden keel buiten ieders zicht, te zingen Oh Alma Redemptoris, opstijgend uit de grond zo hard en luid dat het klonk alsof het van alle kanten kwam, als van kerkklokken klepperend in de waaiende wind op zon-dag. (12) (13)


Zij borgen het kind onder luid jammerlijk geschrei en brachten het in processie naar de dichtstbijzijnde abdij. Onderweg bleef hij maar zingen steeds hetzelfde lied, heel plechtig, gedragen en feestelijk. De mensen trokken in stoeten aan de draagbaar voorbij, maar dat kon de moeder niet troosten. Zij leek op Rachel, die van Jakob lange tijd geen kinderen kon krijgen.


De provoost deed uitspraak ten aanzien van de man(nen) (14) die hem had(den) vermoord. En veroordeelde ze tot een schandelijke dood na geseling ter plaatse. En hij breidde het vonnis uit over alle Joden, omdat ze allemaal schuldig waren. En hij week niet van zijn vonnis af: “Kwaad moet met hetzelfde Kwaad worden vergolden.” (Oog om oog, tand voor tand? (15)) En hij veroordeelde ze om door paarden te worden gevierendeeld, en vervolgens op een schavot opgehangen.


Nog steeds lag dit onschuldige kind op de lijkbaar opgebaard voor het hoge altaar (8) waar de mis werd gelezen. De abt en de monniken kwamen om de kist heen staan om zijn begrafenis te bespoedigen. Zij sprenkelden vlug wijwater over de kist en zijn hoofd. Maar uit de kist klonk onverlet nog steeds datzelfde lied: Oh Alma Redemptoris.


Deze abt nu, die een heilig man was zoals eigenlijke alle abten zouden moeten zijn, begon de jongen hardop te ondervragen: “Beste jongen, vertel me eens in naam van de Drie-eenheid, (16) hoe kun jij zingen terwijl je keel is doorgesneden, tenminste daar lijkt het op.” (17)


(En het dode jongetje antwoordde)
“Ik doe dat en ik zal het steeds weer doen uit liefde voor Haar, de gezegende onder de vrouwen. Ik zal pas ophouden ermee als je een graankorrel van mijn tong afneemt. Want de Maagd heeft mij toevertrouwd: “Mijn kleine jongen, waarlijk ik zal je komen halen, als de graankorrel van je tong is weggenomen. (18) En wees er zeker van dat ik niet zal verzaken!”


Deze heilige monnik, deze abt, wist niet wat hem overkwam. Hij opende de mond van de jongen en pakte de graankorrel van zijn tong (18). Daarop gaf de jongen de geest, heel vredig, heel zachtaardig, en het wonder was zo aandoenlijk dat er zilte tranen biggelden uit de ogen van de abt, en hij zakte door de knieën, ging liggen op de grond alsof ze hem hadden vastgebonden (8). (19)


Oh Hugh of Lincoln die het precies zo verging, vermoord door die vervloekte Joden, zoals iedereen weet (want het is nog niet zo lang geleden gebeurd) bid voor onze struikelende voetstappen, zodat de genade Gods zich over ons mag vermenigvuldigen, ook al zijn wij onvast in ons geloof. Wij vereren en houden nu eens meer dan weer minder van de moeder Gods. (20)