Van Plautus tot Flaubert: een terugblik.
Klik hier voor de originele tekst en een noot.
Vandaag kijken we achter ons, net als Nasreddin in het
volgende grapje:
In de verkeerde richting.
Op een dag ging Nasreddin verkeerd om op zijn ezel zitten,
zó dat hij naar achteren keek en niet naar voren. De mensen die hem tegenkwamen
vroegen hem verbaasd: “Hodja, waarom zit je achterstevoren op de ezel?” Daarop
antwoordde Nasreddin: “Dat kan ik nu eens eenvoudig uitleggen. Ik zit wel goed,
maar de ezel rijdt de verkeerde kant op!”
In de oorspronkelijk Turkse variant gaat hij iets anders:
Het is de schuld van het beest.
De Hodja stond voor een herberg klaar om te vertrekken op zijn ezel. Hij
wilde op de ezel gaan zitten, maar kwam achterstevoren op de ezel terecht. Daar
trok hij zich niets van aan en reed weg alsof er niets aan de hand was.
Omstanders vroegen hem: “Wat doet u nu, Hodja? Zou u me dat kunnen uitleggen?”
“Het is de schuld van het beest. Telkens als ik op haar spring, draait zij zich
automatisch om. Wat kan ik daar nu aan doen?”
Achteruit kijkend naar het begin van dit jaar hebben zich
een paar verheugende gebeurtenissen voorgedaan. Gemiddeld worden iedere week de
verhaaltjes ongeveer 40 keer gelezen, wat ik veel vind, omdat ik ze best moeilijk
vind. Met wat uitleg, blijkt er heel wat meer achter te zitten, dat men
interessant vindt. Dat bleek dit eerste kwartaal, doordat de stukken veel vaker
dan normaal werden gelezen.
9 Januari: De vrolijke
thuiskomst, Plautus (Stichus)
: aantal keren gedownload in een week: 553 keer. Onderwerp: Hoe twee vrouwen hun
vader te slim af zijn in hun keuze voor hun echtgenoot.
30 januari: Poenulus I : 62 keer gelezen. Onderwerp: een oom op
zoek naar twee van zijn eigen dochters en de zoon van zijn broer: begroeting.
6 februari: Poenulus II : 66 keer gelezen. Onderwerp: de reddende
engel.
11 maart: De eerste detective, deel 2 (Molière) : 249 keer gelezen. Onderwerp uit de
vrije bewerking door Molière: ondervraging door een inspecteur van de kok.
2 april: Salammbô, Flaubert
(deel 3)
: 96 keer gelezen. Onderwerp: Ambivalentie
ten aanzien van wrede grappen, zoals De gans op één poot.
Wat kan in dit rijtje de hoge scores verklaren, en
vervolgens de gemiddelde scores? Zou het een hack kunnen zijn? Dan zou er
regelmaat in de tijd te ontdekken moeten zijn. De hoogste scores vinden met een tussentijd van twee maanden
rond de tiende plaats. Misschien komt
het in februari niet voor, omdat ik toen rond de tiende niets heb gepubliceerd.
Een andere mogelijkheid is dat de stukken gebruikt zijn als Gymnasiaal
lesmateriaal, waartoe het zich naar mijn idee bijzonder goed leent. Omdat ik
nog steeds weinig reacties krijg, weet ik niet waar ik aan toe ben.
Daarnaast hebben ze allemaal gemeenschappelijk dat het om
stukken gaat waarbij je je kunt afvragen: lukt het de schrijver om dit waar te maken?
Als dat een keer is gelukt, zal dat ook wel een tweede keer lukken, vandaar dat
meestal de week daarop de belangstelling minder is. Behalve in het geval van de Fenicische Poenulus. Hier komt
in twee opeen volgende keren voor dat de belangstelling redelijk goed is.
Blijkbaar sprak het onderwerp de lezers aan. Dat het om lezers gaat, valt op te
maken uit het geringe aantal bezoekers als ik schrijf dat er die week geen
stukje gepubliceerd zal worden (aantal: 14). De stukjes worden dus echt
gelezen, zelfs ondanks het soms stroeve taalgebruik en de moeilijkheidsgraad!
Wat heeft deze serie mij opgeleverd? Allereerst dat de
Romeinse multiculturele samenleving toleranter was dan ik mij meestal heb
voorgesteld. Dit blijkt uit Stichus, Poenulus en Aulularia! Nu gaat het
natuurlijk om humor, d.w.z. de zaken werden anders voorgesteld dan ze in
werkelijkheid waren. Maar dan nog blijft het idee hangen dat de verhoudingen
onderling veel gelijker waren dan nu het geval is. Dat ze gelijker waren, was
vooral gebaseerd op het vastliggen van de machtsverhoudingen. Juist omdat die
vastlagen kon je er grappen over maken.
Het tolerante Nederland in de zeventiende eeuw scoort met
Hooft en hoe hij de omgang met ondergeschikten voorstelt misschien wel het
allerlaagst in verdraagzaamheid. De Potterij (Warenar) van Hooft ademt van het
begin tot het einde ongelijkheid uit, een ongelijkheid gebaseerd op een soort
kasten-idee als een Indische standenmaatschappij! Het woord “slaaf” valt niet
bij Hooft, toch is er sprake van een kloof tussen hoog en laag geplaatsten in
een onbuigbare hiërarchie. Molière kent geen slaven meer en heeft die vervangen
door knechten en dienstmeiden. Nu heeft Molière twee toneelstukken die min of
meer teruggaan op de Aulularia van Plautus: L’avare en La marmite. La marmite is min of meer een vertaling van
de Aulularia van Plautus; L’avare is een vrije bewerking van Aulularia. Maar in
overeenstemming met de teksten van Plautus kennen de knechten en dienstmeiden van
Molière veel vrijheid in hun doen en laten. Bij Hooft is daarvan absoluut geen
sprake.
Opvallend is dat veel meer dan Engeland Frankrijk aan het
begin van een nieuw genre in de literatuur staat: de detective (Molière) en de fantasy
(Flaubert). Merkwaardig is dat beide genres met Engelse woorden worden
aangeduid. Het lijkt wel alsof de Fransen zelf niet in de gaten hadden, hoe
vernieuwend zij soms zijn geweest in de letteren.
Ten slotte wil ik nogmaals mijn verbazing uitspreken over
het niveau waarop het Fenicisch wordt gelezen. Dat is sinds de achttiende eeuw
er nauwelijks op vooruit gegaan. Het vertalen van Plautus, dat echt de moeite
loont, kent ook nauwelijks vooruitgang. Dat is des te opvallender, als je merkt
hoeveel actueler deze stukken zijn als je ze vergelijkt met de stukken van
Aristofanes. Ik hoop dat daarin in de naaste toekomst verandering komt en dat
de stukjes die ik vertaald heb daartoe een eerste aanzet hebben mogen zijn.
Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.
BeantwoordenVerwijderen