maandag 30 januari 2017

Dit is de derde keer dat we stil staan bij de grappenverzameling van Hebreaus (zie inleiding op 16 januari 2017). Volgende week zal de laatste keer voorlopig zijn: ook andere verzamelingen moeten aan de beurt komen! Merkwaardig is dat deze hoog geplaatste prelaat van de Oud Syrische Orthodoxe kerk op het eind van zijn leven allerlei enigszins schuine grappen in zijn verzameling opnam, die later in het Latijn aan ons zijn overgeleverd. Door ze in het Latijn op te nemen wilde men voorkomen dat jan-en-alleman ze zomaar kon lezen.  


Net zoals al deze grappen uit het Klassieke verleden, worden ze vaak gekenmerkt door grote vrouwonvriendelijkheid. Als een klein millennium later de Amerikaanse schrijver, Gershon Legman, die naar het zuiden van Frankrijk moest uitwijken omdat zijn grappen in de VS staatsgevaarlijk werden beschouwd,  met “De rationalisatie van vieze grappen” duidelijk wilde maken dat in grappen verborgen gewelddadige aandriften van mannen ten aanzien van vrouwen zaten verborgen, dan gold dat zeker voor de klassieke oudheid. Het wijst er echter ook op dat vrouwen meer in de melk te brokkelen hadden dan vaak door allerlei studies wordt gesuggereerd. Als ze niks te vertellen hadden, zou deze humor als uitlaatklep niet nodig zijn geweest. En dit wijst weer op een overeenkomst tussen het Romeinse Rijk en de Verenigde Staten van Amerika, waarop tegenwoordig weer wat vaker wordt gewezen, met het opgeheven vingertje! 


Klik op oorspronkelijke teksten om ze te kunnen lezen.


Exhibitionisme: Item XXVII, p.  11: FILOSOFEN.

(Filosofen waren in de oudheid vooral op marktplaatsen te vinden, en sommigen stonden bekend om hun vrije seksuele moraal.)


Iemand stond zich zelf te bevredigen in het openbaar op de markt. Toen iemand hem vroeg, “Wat doe je? Schaam jij je dan helemaal niet? “, antwoordde hij: “Waarom zou ik mij moeten schamen: ik steek immers slechts mijn mannelijkheid in de hoogte, als mijn jeugdige groeikracht zich aandient.”


Item CCCCVII, p.  102 : DROOMUITLEGGERS

Zei iemand tegen een droomuitlegger: "In mijn droom heb ik 2 broden in mijn handen, waarvan ik gretig eet.” Daarop antwoordde hij: “Jij bent vast en zeker gewend met twee vrouwen die uit een moeder geboren zijn gemeenschap te hebben.”


Soms is het verschil met een freudiaanse uitleg niet zo ver te zoeken!


maandag 23 januari 2017

Vandaag een serie Hebreaus “grappen”. Wie Hebreaus was, staat te lezen op de blog van vorige week, 16 januari 2017. De wijsheden van deze week zijn wel grappig, maar ook weer niet helemaal. Om een hoekje zit er een wijsheid om bij stil te staan. Ik heb in één geval een moderne variant toegevoegd om te laten zien dat eigenlijk niets van deze wijsheden is verouderd.
De reden om ze hier in een trits achter elkaar te zetten, is u een indruk te geven hoe zo’n serie grappen op u overkomt als je ze in een verzameling de een na de ander leest.


Item CLI:

Een wijsgeer zei eens: “Maak geen vrienden die de verwanten van zich vervreemden, want zij kennen hem beter dan jij hem.”

Item CLII:

Nog weer een andere wijsgeer werd eens gevraagd: “Wat is de grootste prestatie ter wereld?” En hij antwoordde: “Dat van een zwak mens dat in staat is steeds weer opnieuw op iets te hopen.”

Item CLIII:

Weer een andere wijsgeer zei: “Vrijheid van meningsuiting (de vrijheid vrijuit te spreken) komt ons eergevoel te na, en ontbeert echte liefde.”

Item CLIV:

Een of andere wijsgeer zei eens: “Uit dankbaarheid geven we een overdaad aan cadeautjes, maar als de dankbaarheid ophoudt, houdt ook deze stroom cadeautjes als vanzelf op.”

Item CLV,  Marlon Brando: “I make him an offer, he can’t refuse”

Weer een andere wijsgeer schreef het volgende aan een zeker man: “Ik heb die en die naar je toe gestuurd met de bedoeling dat u aan mijn wensen tegemoet komt via hem, niet omdat ik het te min acht persoonlijk langs te komen, maar omdat hij u beter mijn dank kan betuigen en ervan getuige kan zijn van uw voortreffelijke gedrag jegens mij.”

Item CLVI:

Weer een andere wijsgeer zei: “Kijk niet neer op de gemenerik die u van nut was om groot te worden.”

Item CLVII:

Een of andere wijsgeer zei: “Dwazen letten op de dwalingen en misstappen van iemand, maar zij zien niet hun voortreffelijke kwaliteiten, net zoals vliegen hardnekkig op die lichaamsdelen blijven zitten die zijn gaan zweren, maar nooit op lichaamsdelen zitten die gezond zijn.”


maandag 16 januari 2017

Deze week twee grappen en een Arabisch spreekwoord. Ze komen uit de verzameling van Bar Hebreaus:


The laughable stories, 


collected by Mar Gregory John bar Hebreaus, London, Luzac & Co, 1897; heruitgave W. Drugulin, Oriental printer, Leipzig (Germany); ook te vinden in de literatuurlijst van Humor en zijn Schaduw.


Grap CCCLXXX:


Een mestkever zei tegen zijn moeder: “Waar ik ook ga altijd spugen de mensen op mij!” Zijn moeder antwoordde hem: “Dat is omdat ze jaloers zijn op je schoonheid en je lekker vinden ruiken.”

Arabisch spreekwoord (Arabische versie onder de link):

De mestkever is een schoonheid in de ogen van zijn moeder!

Grap CCCLXXXI:

Toen eens een vos door een hond het vuur na aan de schenen werd gelegd, zei ie tegen de hond: “Je gedraagt je niet zó omdat je zo sterk bent, maar uit zwakte. Als je vindt dat dat niet zó is, probeer dan maar eens hetzelfde met een wolf!”

Wie was Gregory bar Hebreaus.

John Abu ‘l –Faraj of Abu’l-Faraj Gregory (1226-1286 na Chr.) is de schrijver van “Een boek met verhalen om te lachen”. Hij heeft dus als voornaam al twee verschillende namen John en Gregory. De naam John komt nergens terug, dus ga ik ervan uit dat hij gewoonlijk Gregory  (Sjors) werd genoemd. De naam is verder Arabisch: Abu ‘l-Faraj zou je kunnen vertalen met Vadertje Plezier! Een uiterst merkwaardige naam voor iemand die bijna veertig jaar van zijn leven een geestelijk ambt heeft uitgeoefend, vanaf 1253 als bisschop van de Jacobijnse  gemeente van Aleppo en later als aartsbisschop  van een plaats dichtbij Mopsuestia. De voorspellersfamilie Mopsus heeft aan deze stad zijn naam gegeven. En voorspellingen spelen Gregory Bar Hebreaus dan ook vaak parten. De naam Bar Hebreaus (zoon van de Hebreeër) heeft hij te danken aan zijn vader, die een Joodse dokter was. Hoe hij dan toch hoofd van de Oud Syrische Orthodoxe kerk is geworden, is mij niet bekend.

In het jaar 1286, toen hij zestig jaar werd, deed hij de volgende berekende voorspelling over zijn dood: "Ik was geboren in het jaar dat Chronos en Zeus (Saturnus en Jupiter) in  conjunctie tot elkaar stonden in het dierenriemteken Waterman; 20 jaar later toen dezelfde planeten weer in conjunctie tot elkaar stonden in het dierenriemteken Weegschaal werd ik tot bisschop benoemd; weer 20 jaar later toen dezelfde conjunctie zich voordeed nu in het dierenriemteken Tweelingen werd ik waardig bevonden Aartsbisschop (maphrian) te worden van een plaats dichtbij Mopsuestia; en nog weer eens 20 jaar later, als  weer dezelfde twee planeten opnieuw in conjunctie tot elkaar zullen staan, zal ik uit deze wereld vertrekken.”

Toen het eenmaal zover was, dacht zijn broer dat Sjors het slachtoffer zou worden van plunderende struikrovers, die mensen ontvoerden om er losgeld voor te vragen. Hij vroeg hem naar een veiliger plek te verhuizen, wat hij uiteindelijk na veel aandringen ook deed. Daar zette hij zich zo ijverig aan het vertalen van een omvangrijk werk dat hij ziek werd. Tot aan het laatste ogenblik van zijn dood, was het een vrolijk en opgewekt man, die niet bang was voor de dood. Hij vertrok uit deze wereld in de nacht van de 33-ste van de maand Tammuz (Juli, Arabische kalender) van het jaar 1597, d.i. 1286 van de christelijke jaartelling. Hij is waarschijnlijk de grootste schrijver van de oud Syrische kerkgemeenschap. Hij schreef “Een boek met verhalen om te lachen” toen hij al op leeftijd was. De grappen die hierboven staan komen uit een manuscript uit de 13-de eeuw. In totaal waren er 727 grappen in het oorspronkelijke manuscript opgenomen; daarvan is ongeveer een derde verloren gegaan. Gregory bar Hebreaus heeft de grappen uit andere grappenverzamelingen, zoals die van Palladius overgenomen. Als ze te lang waren kortte hij ze aanzienlijk in, maar wist toch altijd de pointe ervan te behouden.  Hij had daarbij als uitgangspunt:  “in het tabernakel van de wijsheid is alles noodzakelijk, niets wat dan ook, dat het verstand, het inzicht en het begrip scherpt op een natuurlijke wijze, en bijdraagt tot ontspanning en plezier voor de  geest die neerslachtig is en lijdt, mag ooit worden verworpen.”

maandag 9 januari 2017

Einde kerstperiode: Driekoningen (6 januari).

Dit is de laatste humoristische bijdrage n.a.v. de kerstperiode die begon op 6 december. Op 6 december staat er een grap over een weddenschap tussen een moslim, een christen en een jood op dit blog vermeld. Het gaat erom wie een maaltijd tot zich mag nemen, omdat zijn droom beter is dan de droom van de anderen. En ook dit wat langer uitgevallen verhaal over Sinterklaas heeft te maken met eten. De grap van de drie godsdienstvertegenwoordigers wordt nog steeds verteld in de streek, waar Sinterklaas oorspronkelijk bisschop is geweest als een Nasreddin-grap. Dat is dat deel van Turkije in de buurt van Antalya, dat momenteel door toeristen wordt overstroomd. Oorspronkelijk lag de stad op het eindpunt van de zijderoute en werd de omgeving regelmatig bezocht door hongersnood. In de tijd ongeveer 700 vóór Christus verhuisden uit die streek de Lydiërs naar Rome en namen allerlei spelletjes mee die ze hadden gespeeld om de honger te verdrijven. Deze geschiedenis vinden we ook terug in het Spel van Sinterklaas uit Arras (noord Frankrijk!) in 1200 na Christus. Reminiscenties die ons doen denken aan die overtocht van de Lydiërs vinden we vooral in Zuid-Europa. In Zuid Italië wordt op 6 januari het feest van Befana gevierd, dat erg veel lijkt op ons sinterklaasfeest. In Spanje keert op 6 januari de loterij die El Niño (het kindje)  wordt genoemd, zijn prijzen uit. Ook krijgen de kinderen op die dag allemaal cadeautjes zoals bij ons op het sinterklaasfeest.

In het stuk uit 1200 na Chr. "Spel van Sinterklaas" treffen we drie dieven aan die mij doen denken aan de drie koningen van 6 januari. Deze 3 koningen (in Engeland, maar ook elders, magiërs, tovenaars genoemd) hebben waardevolle schatten bij zich. In het toneelstuk stelen de dieven de schatten, maar voelen zich uiteindelijk gedwongen om ze naar sint Nicolaas terug te brengen. De schatten lijken op de cadeautjes die de kinderen krijgen met Sinterklaas. De drie dieven slaan hun slag in de tijd van de Saracenen. Dit zijn moslims uit het Oosten. Hun aanvoerder heet Barbarus, barbaar. Hij is de man die zijn schatten ter beschikking stelt aan Sint Nicolaas, die erover zal waken zonder dat het op welke wijze ook wordt beschermd anders dan door de bescherming van de goed heilig man. Als uiteindelijk inderdaad de schatten weer bij hem worden teruggebracht, bekeert Barbarus zich tot het christendom. In dit citaat heet Barbarus gewoon De Koning.


Er is een prachtig boek met allerlei legendes over Sinterklaas uit 2008, “Sinterklaas Lexicon (Marie-José Wouters) maar deze variatie staat er niet in. Wel staat er een Sinterklaas op een kameel (of dromedaris) in en het prachtige verhaal uit de Orthodoxe Russische kerk, met de reden waarom daar vaak alleen maar Iconen van sint Nicolaas zijn te vinden. Dat dit verhaal "Spel van Sinterklaas" er niet in staat, is een gemis, omdat eruit valt op te maken dat humor een belangrijke rol heeft gespeeld bij de acceptatie van geloof. Ook valt eruit op te maken dat de Zwarte Piet inderdaad ons doet denken aan ons twijfelachtige verleden in de slavenhandel, omdat wij Nederlanders ze rond 1850 allemaal zwart hebben gemaakt, en in andere landen is dat niet het geval. De boeven waren uit verschillende streken afkomstig, ook Afrika, en kunnen dus als “pieten” alle kleuren van de regenboog krijgen. Het was oorspronkelijk in essentie zelfs een vlucht- en migratieverhaal.

De datum 6 december is verschoven naar 6 januari, doordat de kalender verschillende keren moest worden aangepast om weer in de pas met de jaarseizoenen (vooral de lente) te lopen. Vanaf ongeveer 753 vóór Christus bestaat er een kalender, maar die onderging verschillende veranderingen door keizer Julius Caesar en paus Gregorius. Bovendien bestaat er verschil tussen een landbouwkalender en de officiële jaartelling. Ten slotte bestaat er nog een Macedonische kalender (Alexander de Grote) die tot ver in de middeleeuwen bestond, maar waarvan wij zo goed als niets hebben overgenomen. Gelukkig, want de namen en de telling  zijn uiterst verwarrend.  Ook Napoleon heeft zich er nog eens tegenaan bemoeid. Ook die maandnamen zijn erg verwarrend. Dat zijn de bekendste maar zeker niet de enigen die zich hier tegenaan hebben bemoeid. Al deze kalenders hebben gemaakt dat in sommige streken 6 december samenviel met 6 januari. En omdat het sint Nicolaas feest heel erg oude wortels heeft die op te maken zijn uit de verschuiving van 6 december naar 6 januari, werd er alles aangedaan om het feest in stand te houden om z’n heidense oorsprong te verbergen. 

Ik begin de samenvatting van het toneelstuk met een vertaling uit het Latijn. De scène vertelt hoe de beveiliging van een schat aan juwelen en andere  kostbaarheden (wierook en mirre waren zeldzaam en dus kostbaar) aan sint Nicolaas wordt overgelaten (de Latijnse én oorspronkelijke middeleeuws Franse tekst is onder de link te vinden). Daarna stelen dieven de schat, en betreurt Barbarus (De Koning) het verlies van zijn schat. In de tekst uit 1200 speelt een heilige (die erg veel lijkt op Hercules) de rol waarin de Saraceense vorst ertoe wordt overgehaald om zijn schat achter te laten onder het wakend oog van het beeld van sint Nicolaas. Als de schat is gestolen wordt de heilige in het gevang gegooid. 


Jean Bodel: Le jeu de Nicolas, GF Flammarion, Paris 2005, 239-241, Latijn):
                          (Dialoog met het beeld van sint Nicolaas)
Ik heb mijn rijkdom vergaard,
en ik heb het aan jou toevertrouwd;
maar ik heb me hierin vergist
Oh! Nicolaas!
Als jij mij mijn goed niet teruggeeft, zal ik met je komen afrekenen.

Hier heb ik mijn spullen neergezet
die ik je heb toevertrouwd;
maar ik ben ze kwijt.
Oh! Nicolaas!
Als jij mij mijn goed niet teruggeeft, zal ik met je komen afrekenen.

(Pakt de zweep op en zegt:)

Ik stak in jouw verering
veel geld
en je gaat er niet ongestraft mee vandoor.
Daarom, geef me mijn spullen terug die ik hier heb neergezet.

Ik zweer bij uw God
dat als je me niet het mijne teruggeeft,
dan krijgt de aangeklaagde de zweep.
Daarom, geef me mijn spullen terug die ik hier heb neer gezet.

De drie dieven die de goederen nog niet hebben gestolen,  spelen in een kroeg een spel met dobbelstenen. Om voor de kosten van hun overmatige consumptie wijn te kunnen betalen, trekken ze er later op uit om te stelen. Maar eerst een aankondiging van de reden waarom het mis zal gaan (pag. 118, onder de link de oorspronkelijke Franse tekst):

Ringtone (genoemd naar het rinkelen van een ketting)
Wie heeft er dobbelstenen?

Tengel (genoemd naar de tang om sloten te verbreken)          
Ik heb een set kwaliteitsdobbelstenen
van dezelfde grootte, recht en normaal.

Scheermes (genoemd naar het keelafsnijden van zijn slachtoffers)
Nooit! Wij accepteren de dobbelstenen alleen maar van één iemand.
Stel me niet teleur, Ringtone.

Ringtone
Helemaal niet! Daar komt ’t Keffertje
Jij weet wat je te doen staat
Kijk die dobbelstenen, die ga jij ons lenen,
En je weet in het spel wat je plaats is.
Het zou anders weleens zó kunnen zijn
dat je liever ergens anders je hoofd te rusten legt.

Keffertje
Beste Ringtone, ik red me wel en hou er mijn hoofd goed bij.

Tengel
Ringtone  en jij, Scheermes
willen jullie gaan zitten om een glaasje te drinken?
Of gaan we erom spelen wie ervoor gaat betalen?

Scheermes
Iedereen moet een kans maken, geluk is er voor iedereen
Wie een gelukkige hand heeft, die betaalt voor alles!

Het is duidelijk dat de gokker Tengel zijn hand overspeelt. Hij had hieraan beter niet kunnen meedoen. Maar er is een oplossing: ze gaan er gezamenlijk op uit om te stelen. Maar de een rekent zich nog rijker dan de ander. En nadat ze zich in onenigheid zozeer hebben uitgeput dat ze geen boe of bah meer kunnen zeggen, brengen ze de ongeluk brengende schat terug naar waar ze hem hebben gestolen. Dat gaat zo in z'n werk:

De Senegalees
Aiai! Apolin en Mohamed
Ik stond net op het punt te gaan dromen
van de grote schat van mijn koning
die we niet konden behouden,
maar die van de aarde verdween
recht naar beneden de afgrond in
want ze hebben de schat gestolen.

De Senegalees tot de Koning
Ai! Wat een groot ongeluk is u overkomen
als ik je dit niet bericht dan ben ik niet te vertrouwen.
Sta op, onfortuinlijke vorst
want de schat is weg.

De Koning
Wat is er aan de hand? Bij Mohamed, wie heeft mij wakker gemaakt?
Senegal, wat heb je gezegd?

De Senegalees
Arme en zielige koning, die je bent
Maar je moet niemand beschuldigen
omdat de grootste schat die er ooit was, er niet meer is.
Je hebt hem zelf toevertrouwd aan een man van hout,
kijk daar ligt ie nu op de grond te slapen.

De Koning
Senegal, wat je me daar zegt, is dat de waarheid?
Heb ik alles verloren wat ik bezat?
Dat is de schuld van deze geweldenaar
die me kort geleden met mooie praatjes om de tuin heeft geleid
breng hem voor mij
want zijn laatste dagen zijn geteld.
……………………………………………………………………………………………..
Sint Nicolaas
Knecht, ik ben de heilige sint Nicolaas
die de mensen die de weg kwijt zijn weer terugbrengt op het goede pad.
Ga terug de hele weg die U hebt afgelegd om te stelen
en breng de schatten van de koning terug naar de koning.
U hebt een grote misstap begaan
alleen al door eraan te denken hem te bestelen.
De schat was goed bewaakt
toen het beeld er boven op stond.
Word wakker en ga vlug alles terugbrengen
en de schatten teruggeven,
als uw leven u lief is,
en zet er het standbeeld weer bovenop
en ga dan zonder dralen weer weg, hiervandaan.

maandag 2 januari 2017

Uit: Mille et un conte, Basset, 3 delen, Parijs 1924, 1926 en 1927; Contes sur les femmes et l′amour, nr. 73, pag 162: Si Djoh′a, sa femme, les aubergines et l′amant.

Variaties op dit verhaal zijn te vinden in: (1) Naoudir el Khodja Naşr eddin, p.16; (2) Qissah Djoh′a, pag 15; (3) Wesselski, nr. 364, (4) Deel II, W. te Molder, pag 14, nr. 188; (5) Nieuwe variatie toegevoegd, 2 januari 2017 (eigen bewerking).


Mijnheer Jeha en zijn vrouw, de aubergines en de minnaar.
(Een Oud- Nieuwjaar grap)



De vrouw van Jeha vertelt: op een dag komt mijn man bij mij thuis en mijn minnaar is er ook. Ik verberg hem in de kelder. Als mijn man terugkomt, heeft hij 31 aubergines bij zich, die hij in de kelder opbergt, voor iedere dag van de maand december één. Maar mijn minnaar eet er ééntje op. Mijn man gaat als hij de aubergines in de kelder heeft gelegd, ze tellen: 1,2, 3, 4, 5, etc.….. Mijn minnaar reikt hem de aubergines vanuit de kelder aan, en mijn man denkt dat het zijn eigen hand is die uit de kelder komt. Dan merkt hij dat er een aubergine mist. Hij gaat de kelder in, en ziet mijn minnaar. “Wie ben jij?” vraagt hij hem. “Ik ben een aubergine Ik ben om op te eten op de laatste dag van de maand.!” Daarop zegt mijn man tegen mij:” Kijk toch eens wat een schurk die aubergine koopman is. Hij heeft mij deze man voor een aubergine verkocht! Ik wil mijn geld terug!” Daarop brengt mijn man mijn minnaar naar de aubergine koopman, en zegt tegen hem: ”Vrees jij God dan helemaal niet! Hoe kun je me dit hier samen met de aubergines verkopen?” De koopman is een grappenmaker. Hij pakt mijn minnaar bij de oren en zegt tegen hem: “Hoe vaak heb ik je niet gezegd: blijf in het schap van de knollen, dat is het schap van 2017,  en blijf uit de buurt van het schap met de aubergines! Dat is in 2016 aan de beurt!” Daarop geeft hij mijn man een aubergine….

maandag 26 december 2016

Kerst 2016:

Ongeveer 4000 jaar geleden schreven de Sumeriërs in spijkerschrift het verhaal van Gilgamesh. Het verhaal begint met de verdrukking van het volk door Gilgamesh. De goden sturen daarop een sterfelijke evenknie van Gilgamesh, Enkidu. Niet alleen heeft het verhaal een duidelijke parallel met de Bijbel, maar ook met het onderwerp waarover Livius, de Romeinse geschiedschrijver, schreef, nl. dat alle begin goed en eenvoudig is, en dat wat daarop volgt, corrupt is. Een echo hiervan vinden we bij Rousseau, een heel erg ondergewaardeerde Franse filosoof. In de Bijbel komen we het bij de Grieks-Syrische arts (?) Lucas tegen als het verhaal van de geboorte van Jezus. Merkwaardig, een arts die het heeft over een kind dat uit een maagd wordt geboren, midden op de velden. Hij zou toch beter moeten weten, niet? Maar misschien zit daar toch veel meer achter dan je op het eerste gezicht zou denken. Als je alle versies met elkaar vergelijkt dan blijkt dat het weleens om de hergeboorte in alle onschuld van de aarde zou kunnen gaan: winter wordt lente. 

Je kunt naar het verhaal over de geboorte van Jezus of Enkidu op twee manieren kijken als door een telescoop (ik weet niet of die al was uitgevonden): van boven naar beneden en van beneden naar boven. Van beneden naar boven, zie je als langs de hemelladder van Gustaf Doré, een lichtpuntje  helemaal op het einde van de tunnel in de verste verte.  Van boven naar beneden, is precies het omgekeerde daarvan: je gaat vanaf een grote uitwaaierende hemelse verte in de ruimte naar een smal puntje op aarde. Als je de beide perspectieven over elkaar heen legt, krijg je een zandloper. Ik wil pleiten voor een denkwijze waarbij je dit principe toepast. Je denkt een probleem tot zijn oplossing, en draait dan de uitkomst onderste boven om het probleem minstens van twee kanten te bezien. De beide lichtstralen, divergerend en convergerend, zouden een Kerstonderwerp bij uitstek in deze barre tijden kunnen zijn? Maar valt er ook nog wat te lachen? Als het goed is, juist wel!

De geboorte van Enkidu, de vriend van Gilgamesh:
Uit: Het epos van Gilgamesh, SUN, tweede druk, 2002, vertaling en inleiding Herman van Stiphout (pag. 55-57).

Zij riepen Aruru, de grote:
                ‘Jij, Aruru, schiep de mensheid;
                Maak nu zijn evenbeeld;  
                         (zijn =  van Gilgamesh)
Laat dat evenbeeld opgewassen zijn tegen zijn stormende hart!
Laat hen met elkaar strijden, zodat Uruk kan rusten!
                            (Uruk= stad van Gilgamesh)
Aruru hoorde dit aan;
De opdracht van Anum begreep zij;
                            (Anum =  hoogste God van de hemel, God de vader)
Aruru waste haar handen,
Kneep een stukje klei af, en wierp dat in de wildernis.
In de wildernis schiep zij zo Enkidu, de held,
            Het kind van de stilte, gekneed door Ninurta.
                            (Ninurta  =  God van oorlog en strijd)
Zijn hele lichaam is bekleed met haar;
                              (net als dat van de Griekse halfgod Herakles op hogere leeftijd)
                Hij draagt lange lokken als van een vrouw;
                Zijn hoofdhaar groeit dik als graan;
                Hij kent Volk noch Land.
Hij gaat gekleed als Shakkan;
              (Shakkan= God van de wilde dieren in de steppe)
    Met de gazellen eet hij gras;
                Met de wilde dieren verdringt hij zich bij de drenkplaats;
                Met de beesten doet hij zich tegoed aan het water.
Nu was er een jager, iemand die vallen uitzette,
                Die hem bij de drenkplaats in de gaten kreeg.
                Eén dag, de volgende dag, een derde dag merkte hij hem op
                bij de drenkplaats;
                Telkens als de jager hem zag verstijfden zijn trekken,
                Maar Enkidu trok weer naar zijn slaapplaats met de kudde
De jager was bezorgd, ongerust en stil;
                Bedrukt was zijn gemoed, somber zijn gelaat.
                In zijn hart was zorg,
                En zijn trekken waren als van iemand van een verre reis.
De jager opende de mond, nam het woord, en sprak tot zijn vader:
                ‘Vader er verscheen een man bij de drenkplaats,
                De sterkste in het Land met zeer veel kracht begaafd,
                Zijn sterkte is overweldigend, als van een hemelsteen!
Over de heuvels zwerft hij de hele dag;
                Met de wilde dieren graast hij steeds;
                Bij de drenkplaats vind ik steeds zijn sporen;
    Ik ben bang en durf hem niet te naderen.
Hij vult de kuilen die ik graaf
                Hij verscheurt de strikken die ik zet;
                Hij verlost uit mijn handen alle dieren van de steppe;
                Hij saboteert mijn werk in de wildernis.
Zijn vader opende de mond, nam het woord, en sprak tot de jager:
                ‘Mijn zoon, ga naar de stad Uruk, en zoek Gilgamesh!
                Zijn kracht is sterk als die van een hemelsteen!
Begeef je naar hem, naar Uruk!
                Maar stel je vertrouwen niet enkel in mannelijke kracht:
                Als je gaat, mijn zoon, neem dan de deerne Shamhat mee.
                Hoe sterk hij ook is haar kracht zal hem klein krijgen!
Wanneer de kudde naar de drenkplaats komt
                Moet zij zich ontkleden en haar charmes ontbloten;
                Hij zal haar zien en tot haar komen;
                Dan zal de kudde hem verstoten, hoewel hij ertussen opgroeide!’
Gilgamesh en Enkidu (tekenaar onbekend)

maandag 19 december 2016

Het verhaal van vandaag is een Aesopus verhaal. Aesopus was korte tijd een slaaf, en men vermoedt dat hij zijn dierenfabels verzon om in code berichten aan andere slaven door te kunnen geven. Hij wist zich te bevrijden door zijn scherpzinnigheid, zijn wijsheid.... en zijn grappigheid. Als vrij man kwam hij al zijn grote tijdgenoten tegen: koning Croesus van Lydië, Solon, de wetgever van Athene, en de grondlegger van de westerse wetenschap Thales van Milete. Thales van Milete is net als Salomon een persoon die vaak de spil was van klassieke grappen. Maar hierover later. Solon zorgde voor de eerste democratische wetgeving van Athene. Croesus was de koning die voor het eerst geld in omloop bracht. En Aesopus gebruikte zijn grappen om wanbetalers van Croesus zover te krijgen dat ze als nog gingen betalen. Met dit in het achterhoofd, raad ik je aan om onderstaande fabel eens met andere ogen te lezen.


Uit Gutenberg Project, EBook of Aesop's Fables, by Aesop.
12. De Leeuw, de Beer en de Vos


Een leeuw en een beer begonnen een gevecht om een hertje dat ze hadden gevonden, en verwonden elkaar daarbij zozeer dat ze bewusteloos raakten en halfdood neervielen. Een vos die voorbij kwam, zag dat ze gewond waren en het hertje dat tussen hen in lag, pakte het op en struinde ermee weg. Niet in staat om overeind te krabbelen, zeiden ze tegen elkaar: “Voor ons is een verschrikkelijk lot weggelegd – om dit alles te ondergaan voor het welzijn van een vos.”

Meer informatie is te vinden in Deel 1: Recht, verboden verbeelding.