zaterdag 15 februari 2020

Marokkaanse spreekwoorden: de hond.

Er is geen dier waarover zoveel spreekwoorden bestaan als de hond. Niet alleen in Marokko, maar in heel veel landen, misschien wel alle. Dan vraag je je toch af of hiervoor een acceptabele reden bestaat. Ik denk dat die te maken heeft met de volgzaamheid van de hond. In deze spreekwoorden komt met andere woorden de baas-knecht verhouding aan de orde. Daarover eerst een kort verhaaltje over mij zelf. 

Ik was erg gesteld op de honden die ik dankzij mijn broer heb mogen verzorgen. Ik was vaak alleen en de hond hield mij gezelschap. Ik was dan ook beledigd, toen bleek dat mijn eerste hondje, Robbie, een teef was en zij op een gegeven moment mijn opdrachten niet meer opvolgde. Als een dolle hond liet zij zich door alle rekels, mannetjeshonden, achtervolgen. Met geen geweld was zij nog tot “rede” te brengen. Toen op een nacht de halve deur kapot gebeten werd, omdat de mannetjes zo nodig mijn teef wensten te bezoeken, is de bijl gevallen. Na veel overleg, mocht zij nog een nest welpjes ter wereld brengen, daarna moest ze de deur uit. Van dit nest was één zwart hondje forser uitgevallen dan de rest, een soort koekoeksjong, dat van mij de naam Marco kreeg. Alles werd gecontroleerd: het was een mannetje en het mocht blijven tot er een koper voor hem gevonden was. Deze hond groeide als kool. Er waren mensen die niet meer bij ons thuis durfden te komen. Ik had de hond behalve het apporteren van een tennisbal allerlei andere kunstjes geleerd. Eén van die kunstjes was het happen naar alles wat flapperde zoals mantels van mannen en vrouwen. Ik dacht dat er daarom misschien niemand meer in de hond geïnteresseerd zou zijn en hij altijd bij mij zou kunnen blijven. Ook deze hond moest de deur uit. Hij werd aan een boer ongeveer een kilometer van mijn lagere school af gelegen verkocht. Op een ochtend ontstond er veel onrust in de klas. Ik zat ergens achteraf en hield mij een beetje apart van deze klas die mij niet erg lag. Later zou ik in een klas komen waar ik mij misschien wel ooit eens echt gelukkig heb gevoeld. Maar dat is later. Nu ontstond er beroering in de klas en dat kwam door een beest dat voor de ramen stond te blaffen en springen als het monster van Baskervilles. Dat monster was mijn hond: hij was bij de boer aan wie hij was verkocht weggelopen, en hij had op de geur af mij gevonden in de eerste klas van de lagere school. Ik vraag me nu nog af welke geur ik afscheidde, waardoor de hond wist dat ik daar zat. Ik had echter niet meteen in de gaten dat het mijn hond was. De onderwijzeres gilde door de klas: “Van wie is dat kalf?” Grote honden noemden we een kalf. Toen pas kwam ik uit mijn terneergeslagen houding overeind en zag Marco. Over mijn gezicht kwam een glimlach van het ene oor tot het andere, zo eentje als alleen een clowntje er heeft. Dat maakte de situatie in de klas er niet beter op. Nu de onderwijzeres wist dat de hond van mij was, begon ze niet alleen te gillen, maar gloeide haar hoofd op als een rood lampje. “En jij, jij brengt dat beest naar huis, vlug, en je hoeft niet meer terug te komen, ook.” Dat laatste “ook” laat zich alleen verklaren uit het Achterhoekse dialect, dat voor dit woordje een voorkeur lijkt te hebben. “Maar juffrouw,” antwoordde ik, “die hond is verkocht en hij mag niet meer bij ons op de boerderij komen.” “Je doet maar wat ik je gezegd heb! Hoe je het verder oplost, zal mij een zorg zijn.” En ik ging naar buiten, de hond kwam
aansnellen en liep mij te pletter als een Rataplan van de Daltons. Enigszins beduusd liep ik ermee naar huis, de hond rende buitenzinnig blij met mij mee. Onderweg bedacht ik dat ze mij niet met de hond mochten zien, omdat ze dan zouden denken dat ik hem bij de boer die hem gekocht had, had weggehaald. Daarom verstopte ik de hond op een donker plaatsje in het schuurtje achter de boerderij, waar in de winter de steenkolen lagen opgeslagen. Omdat het eigenlijk een goed afgerichte hond was, gehoorzaamde hij, ook al stond de plek hem niet aan. Toen ik binnenkwam was iedereen erover verbaasd dat ik niet naar school was. “Ik heb vrij gekregen,” zei ik in de overtuiging dat ik niet loog, want ik wilde niet tegen mijn ouders liegen. Even later ging mijn vader naar buiten, ik in zijn voetspoor. En wat doet die stomme hond, nou wat doet ie? Met een vreugdesprong komt hij uit het schuurtje tevoorschijn en springt bijna mijn vader te pletter. Dat moest je echt niet doen! Mijn niet al te grote vader schreeuwde en daarna liep zijn hoofd zo rood aan dat het me aan een lampje deed denken. Daarna werd de hond afgevoerd. Ze hebben nooit geweten, hoe hij in het schuurtje was gekomen. Daarover bestonden allerlei gezaghebbende theorieën waarin ik geen inspraak had. Na verloop van tijd heb ik het opgegeven de waarheid te vertellen, de hond luisterde beter naar mij dan mijn ouders, broers en zusters naar mij.
Aantekening in de agenda op 15 mei 1956: Marco is kapot!

De spreekwoorden:

Op Martinique:
In transscriptie (119 ): “dêïèr chien, cé “chien”; douvant chein, cé “Missier Chien.” (Frans: Derrière, le chien c’est chien, mais devant le chien, c’est “Monsieur le Chien”).

Achter de hond zeg je “hond” maar oog in oog met de hond zeg je: “Mijnheer de Hond”.


Dat  is in het Tamazight (Benzakour, transscriptie: pag. 80):    “adhinir sidi haĝĝar”
Ik zeg: “Mijnheer de Hond.”


Ik vind de overeenkomst tussen de beide spreekwoorden frappant. Dit lijkt toch bijna hetzelfde spreekwoord, alleen kilometers ver van elkaar vandaan. In Nederland is niemand spontaan op dit spreekwoord gekomen. En ik ken het spreekwoord ook niet uit andere landen. Daardoor krijg je echt de indruk dat er mensen uit de bergen van Marokko ooit eens eeuwen geleden misschien verdwaald zijn terecht gekomen op Martinique.


De volgende spreekwoorden zijn door een Fransman, niet toevallig verdwaald, tijdens de protectoraatsperiode van Marokko verzameld, en met elkaar vergeleken, bijvoorbeeld spreekwoord 232:


Qui veut noyer son chien l’accuse de rage
Wie zijn hond wil verdrinken, beschuldigt hem ervan rabiës ( rage=hondsdolheid) te hebben
En dat wordt vergeleken met dit Arabische spreekwoord:

 رجلئ علئ سبة طلقنئ علئ حزقة

Mijn mannetje, op zoek naar  een reden om van mij te scheiden, maakte me uit voor schoothondje. (حزقة = huisdier)


De vraag is of het Marokkaanse spreekwoord iets met het Franse spreekwoord te maken heeft. Nou ja, een beetje. Het Franse spreekwoord zou opzettelijk in het tijdschrift kunnen zijn gezet om de hond bij naam te noemen. Bij deze editie staan er ineens heel veel Franse spreekwoorden waarin de hond voorkomt en in het Arabisch niet. De Franse variant is niet alleen opvallend, omdat het ene spreekwoord niet hetzelfde is als het andere, maar ook,  omdat in dit tijdschrift verder nauwelijks Marokkaanse spreekwoorden (in het totaal meer dan 300!) voorkomen waarin de hond een hoofdrol speelt. En zoals in het begin gezegd, is er geen dier waarover zoveel spreekwoorden bestaan als de hond. Wat is hier aan de hand?


De Marokkaanse spreekwoorden zijn verzameld door Jules Sigard (Aangehaald door Umar Ryad in Islamic reformism and christianity, A Critical Reading of the Works of Muḥammad Rashīd Riḍā and His Associates (1898-1935), uitgeverij Brill, 2009). De man was officier in het Franse koloniale leger onder Lyautey, en is in een recent commentaar van Umar Ryad neergezet als een wetenschapper die eropuit was de Berbers te bekeren. De discussie concentreerde zich op het dogma van de Drie Eenheid, iets dat ondenkbaar is in de islamitische theologie. Jules Sigard schreef in een Marokkaans katholiek tijdschrift dat in 1934 een vlammend betoog houdt tegen de rassentheorie van Hitlers Duitsland. In 1939 vervalt het Arabisch bij de spreekwoorden; na 1940 stopt helemaal de publicatie van de spreekwoorden.


Je zou toch bijna een verband vermoeden tussen het verdwijnen van de progressieve kant van het tijdschrift en Jules Sigard, en de Spaanse Burgeroorlog. Bekeringsdrift betekent ook gelijkwaardigheid?


 بوس خلاب من فمه حتئ  تقض حاجتك منه.
Kus de hond  (op de mond) tot het moment dat je van hem hebt gekregen wat je wilt hebben.


Dit is spreekwoord 317 uit Les proverbes marocains, Bouchta el Attar, 1992 . De vertaling is letterlijk uit het Frans! Niet uit het Arabisch, want daar begint het probleem. Glèb (خلاب) klinkt als het woord voor honden in het Arabisch, maar betekent het niet! Glèb (خلاب) betekent: tovenaar, charmeur, dus eigenlijk staat er: Kus de charmeur zolang op de mond tot je hebt wat je wilde hebben. Die hond is er maar bijgehaald, of het gaat om een foutje.


Kijk, die Fransen zetten er zo af en toe een spreekwoord tussen waarvan ze denken dat het een vertaling is van een Marokkaans spreekwoord, maar Marokkanen doen het ook met hun eigen spreekwoorden.  Zoals gezegd in mijn vorige blog: het is erg moeilijk spreekwoorden uit verschillende landen met elkaar te vergelijken. Zelfs het vertalen ervan is een opgave. En toch zit daar de charme om het wèl te doen! Is het nu de bedoeling elkaar beter te begrijpen of juist slechter?


Er is één spreekwoord over honden dat niet verkeerd kan worden begrepen over de hele wereld:


ألكلب ألنباح ، ما  يعظ ما يجرح          

Blaffende honden bijten niet!  


En dat is er nog eentje die niet klopt ook, want blaffende honden bijten soms wel heel erg venijnig. Vooral kleine hondjes hebben daar een handje van. Eigen ervaring! 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten