Het afgelopen jaar.
Het afgelopen
jaar heb ik niet alles kunnen bespreken, dat ik had willen bespreken. Zo is de
Ezelscomedie van Plautus uit de boot gevallen. Daarmee hoop ik dit jaar te
beginnen. Het afgelopen
jaar was vooral het jaar van de Vrijheid van de Poppen, losjes gebaseerd op de
filosofie van John Gray: in zijn boek “The freedom of the marionettes”. Ik pas zijn filosofie toe op het
Wajangpoppenspel, en ga na in welke mate in deze vertoningen onderwerpen aan de
orde komen die anders niet besproken zouden kunnen worden. Het gaat dan om de
Vrijheid van Godsdienst (Pancasila), Gezinsplanning en het Recht op het nastreven van Geluk.
Niet zomaar onderwerpen die je eventjes aan de orde stelt en zeker niet in het
politieke klimaat van Indonesië van die tijd (omstreeks 1965). Een en ander werd
opgeluisterd met animaties in het commentaar op de sketches. Omdat het lezen
van deze verhaaltjes een behoorlijk beroep doet op je concentratievermogen en
intelligentie ben ik tevreden met een maandelijks aantal bezoekers van 100 personen.
Dat lag bij de bespreking van de Vrijheid van Poppen een beetje hoger, maar bij
andere verhalen lag de score lager. Dit gemiddelde van 100 is bijna vanaf het
begin stabiel: er komen niet veel lezers bij, maar er vallen er ook maar weinig
af. Wat bij de
Vrijheid van Poppen opvalt, is dat vooral de filosofie achter het spel
interesse oproept. Ik dacht eerst dat de interesse kwam uit de Indonesische
hoek. Dat is niet het geval, omdat een zeker zo interessant Indonesisch verhaal
als dat van Aboe Nawas, veel minder de aandacht heeft getrokken dan de
Wajang-serie. Ook het optreden van Sveik genereerde veel belangstelling.
Daaruit heb geconcludeerd dat niet het land maar het thema de reden is voor de
belangstelling. En zo komen we
bij een nieuwe opgave voor komend jaar. Ik ben van plan een kaartenbak te
maken, met daarin een beschrijving van het verhaal en het verband waarin het
ene verhaal ten opzichte van andere verhalen staat. Het is de bedoeling dat dit
resultaat als een database op de website komt te staan. Zo kan iedereen
gemakkelijker vinden wat hij wil vinden. Zo’n kaartenbak is interessant, omdat
nu al duidelijk is dat sommige verhalen veel vaker in de hele wereld zijn terug
te vinden dan andere. Zo is het verhaal van de kok die niet tegen de
verleidingskunsten van zijn liefje bestand is overal terug te vinden. Misschien
heeft het iets met mij te maken, maar ook wel degelijk iets meer objectief met
de stand van zaken op onze globe en hoe wij onze aardbol behandelen. Wij warmen
de aardbol steeds verder op (de kippetjes worden gebraden) en we kunnen de
verleiding niet weerstaan producten te blijven verkopen voor eigen gewin.
Kortom een algemeen menselijke trek, waarover eigenlijk nog weinig bekend is.
Toekomst:
De
Ezelscomedie: 2 maanden (8x). Japan, korte schetsjes, 1 maand (4x), De Duizend
en Een nacht (8x), Jeha (4x), vakantie, Libro de buen Amor (karnaval: 8x) , en wat
zich zoal aandient: rest.
Aboe Nawas: de afloop.
Toen de morgen was aangebroken, verliet Aboe Nawas, als Jood
verkleed, het huis en begaf zich naar de vorst. Toen hij het paleis bereikt
had, zat daar juist de vorst, omringd door de prinsen, rijksgenoten en al zijn
onderdanen. Aboe nawas begaf zich tot hem, boog voor den vorst en sprak:
“Vergiffenis, mijn heer, duizendmaal vergiffenis. Ik zou aan Uwe Majesteit aller
eerbiedigst willen mededelen hetgeen mij is overkomen. Vannacht is mijn moeder
door mijn vader om het leven gebracht, zonder dat ik weet waarom. Maar ik weet
zeker dat mijn moeder in ‘t geheel geen schuld heeft. Wat beveelt gij thans?”
Haastig ijlde de vorst naar het
huis van den Jood. Toen deze hoorde, dat de vorst op komst was, rende hij van
angst alle kanten uit en zocht een goed heenkomen. Nadat de vorst had gezien,
dat de Jood niet meer thuis was, sprak hij tot Aboe Nawas, terwijl hij de
rijksgenoten, die in zijn gevolg waren, aanzag: “Het is het beste dit huis maar
te verkopen,” waarop Aboe Nawas antwoordde: “Al wat mijn heer beveelt, zal ik
uitvoeren.” De vorst hernam: “Het zij zo. Bewaak gij slechts voorlopig dit
huis. Morgen zal ik hierheen komen, met al mijn rijksgenoten. Gij, minister, “
sprak de vorst tot één uit zijn gevolg, “sla gij thans het bekken, opdat men
zich morgen vroeg verzamele in het huis van dezen Jood.”
Na aldus zijn bevelen gegeven te
hebben, begaf de vorst zich weer naar zijn paleis.
De volgende ochtend stroomden de
mensen naar het huis van den Jood. En de vorst sprak: “Wie van ulieden wil dit
huis met al zijn toebehoren en inhoud kopen?
Aboe Nawas sprak tot de vorst: “Heer,
ik heb een verzoek, dat namelijk deze éne spijker niet in de verkoop begrepen
wordt.
En de vorst keurde dat goed.
Daarop liet hij het huis verkopen.
Een Jood, die in lijnwaad
handelde, werd eigenaar voor de som van 3000 rijksdaalders. Daarop keerde de
vorst en de anderen weer naar huis terug.
Enige dagen later, zo wordt verhaald, nodigde de Joodse Koopman zijn vrienden
en kennissen uit tot een feestelijke maaltijd in zijn pas gekochte huis.
Toen Aboe Nawas dat hoorde, ging
hij er op uit stinkende krengen te zoeken, nam ze mee naar dat huis en hing die
op aan de spijker, die niet mee verkocht was.
De Jood zag dat en zei tegen
Aboe Nawas: “Wel, mijn vriend, hoe zal ik me straks moeten schamen voor mijn
gasten, als ze die krengen zien en ruiken. Wanneer gij zo goed wilt zijn ze dadelijk
weg te halen, dan wil daarvoor wel een
kleinigheid geven."
“Dat zal gebeuren,” antwoordde
Aboe Nawas, “maar geef me eerst 3000 rijksdaalders, en zo niet, dan komt ge in
moeilijkheden.”
Met tegenzin gaf de Jood aan
Aboe Nawas het geld, en deze nam de krengen met spijker en al en wierp ze weg.
Daarop keerde hij weer naar
Bagdad terug, verheugd dat hij zoveel geld had verworven. Hij gaf daarvan een
gave aan de armen en behoeftigen en nodigde zijn vrienden en gezellen uit tot
een feestmaaltijd te zijnen huize.