donderdag 3 september 2020

Huwelijksnacht

 

De huwelijksnacht (Rodenko, deel 7)

Klik hier voor commentaar en originele teksten



En de sultan liet het heugelijke feit meteen door omroepers in het hele land bekend maken, en de stad Nefjorek werd versierd en geïllumineerd en op alle openbare gebouwen prijkte de dubbele M van Marilyn  Maroef en uit alle huizen klonk gezang en muziek, terwijl op alle straathoeken en pleinen de jeugd zich aan de nationale sport, het rokkenrollen, overgaf en de duistere elementen aan het zakkenrollen. En Maroef, de arme muilenlapper uit Kaïro, de timide pantoffelheld, de veelgeplaagde, nam op een troon in het midden van het paleisplein plaats en een menigte van jongleurs, worstelaars en berenleiders, balschoppers, lichaambouwers, clowns, leukerds, jolijtmakers, kronkelaars, politieke redenaars, pin-opslavinnen, stroopplaagsters, prikkelpoppen, omslagmeisjes, majoortjes, heksenjagers, puzzelmeesters, antwoordmannen, zangers en zangeressen, kroeners en kroeneressen, huilebalken, snotteraars, hete en koele toeteraars, drummelaars, dansers, swingers en teppers, kortom de hele Al-Merikaanse folklore zong, danste, koerde, tepte, toeterde, tokkelde, tuitte, ratelde, tetterde, klepperde, wiegelde, wiebelde, kirde, kroende en kalypsode om hem heen. (1) En uit de vensters van de naburige huizen en paleizen werden guirlandes en confetti gestrooid, alsmede versnipperde adresboeken, agenda’s, kalenders en gedichtenbundels, traditionele zowel als commercialistische. 


En Maroef liet de minister de ene zak met goudstukken na de andere uit de schatkist halen en wierp ze met handen vol te midden van de dansende en juichende menigte; en de minister die groen en geel zag van ergernis, had geen ogenblik rust en moest voortdurend van Maroef naar de schatkist en weer terug hollen, zodat het zweet hem in stromen van het gelaat liep.
En de feestelijkheden duurden drie dagen en drie nachten achtereen; en de avond van de vierde dag was de avond van de officiële inbezitneming van de bruid. En de bruidsstoet was van een ongehoorde pracht en praal, zoals men zelfs in Al-Merika nog nooit aanschouwd had; en de bruid werd bedolven onder de geschenken en een lange file van dienaressen was nauwelijks genoeg om alles achter haar aan te dragen. En zo werd zij in triomf naar het bruidsvertrek gebracht, terwijl Maroef intussen heimelijk de ene chocoladereep na de andere in zijn mond stopte.


En hij dacht bij zichzelf:
“Wel, wel, Maroef, ouwe schobbejak, daar zit je nu aan een heuse prinses vast! Tjongejongejonge, wat nu? Die bluf heeft wel wat erg hard gewerkt en Ali …….waar zou Ali zitten? Het ging allemaal zo vlug in zijn werk, dat ik hem helemaal uit het oog verloren heb. Misschien heb ik wat teveel van die chocolade gegeten…. Tjongejonge, wat een toestand! Of zou het ook allemaal bluf zijn en is dit alleen maar een soort droom? Maar stel je voor, dat het echt is, hoe red ik me hier dan uit? En wat moet ik, arme muilenlapper, met een echte prinses, en nog wel zo’n wereldvermaarde schoonheid? Allah, Allah! Wat doe je met een prinses? Het is de nacht van de inbezitneming, maar hoe néém je een prinses in bezit? Ik bedoel, hoe moet je beginnen? Je kunt toch niet zomaar gewoon….Nee, je zult eerst een gedicht voor haar moeten opzeggen of zo iets, maar ik ben al die dingen al lang vergeten. Hajbaj was niet zo gedichterig, die zei gewoon als ze er zin in had: Kom hier, sukkel. En het enige dat ik me kan herinneren is:
Hei molentje, molentje Hoog-in-de-Wind,
wat sta je weer dapper te draaien. (2)
Maar dat lijkt me niet zo toepasselijk; hoewel als ik aan haar heupen denk…..O Allah, daar gaan ze!”


Deze laatste noodkreet gold het feit dat de haremdames, de slavinnen en dienaressen, die prinses Marilyn naar het bruidsvertrek geleid hadden, zich terug begonnen te trekken; en weldra deed de laatste slavin de deur achter zich dicht, Maroef alleen latende met de jonge prinses die in een bevallige houding achter het muskietengaas van het praalbed lag te wachten.


Het zal de lezer uit bovenstaande alleenspraak duidelijk geworden zijn, dat het zelfvertrouwen van Maroef aan het wankelen was geraakt: de gebeurtenissen hadden elkaar dan ook wel in een bijzonder snel tempo gevolgd. Maar dankzij het grote aantal repen dat hij het laatste uur genuttigd had, begon de nieuwe Maroef, die even verdrongen (3) was door de oude, weer aan kracht te winnen. En al spoedig voelde hij zich sterk genoeg om de oude Maroef toe te voegen:
“Weet je wat je bent? Een grote sukkel ben je!”
“ Je lijkt Hajbaj wel,” zei de oude Maroef, die zich nog niet zo gauw liet overtuigen.
“Een sukkel!” herhaalde de nieuwe Maroef. “Wat wil je nog meer? Je bent de grootste geluksvogel op aarde, miljoenen mensen benijden je……”
“Jawel,” zei de oude Maroef. “En die karavaan dan ( en/of ) ? En als ze er achter komen, dat ik een gewone Egyptische muilenlapper ben?”
“Klets niet, kerel!” zei de nieuwe Maroef. “Wie denkt er aan karavanen wanneer er een prinses en een Cholliwoet-ster op je ligt te wachten? Grijp je kans en Allah zorgt wel voor de rest: een ieder draagt zijn lot om zijn hals gebonden.”
“Maar hoe grijp je een prinses?” zei de oude Maroef. “Ik bedoel…..”
“Niks te bedoelen,” zei de nieuwe Maroef. “Een vrouw is een vrouw, ook al is ze een prinses. Komaan, ouwe schobbejak, laat je niet kennen!”
Op dit moment schoof prinses Marilyn, die ongeduldig begon te worden, voorzichtig het muskietengaas opzij, stak haar hoofd naar buiten en riep:
“Oehoe!”
“Zie je wel?” zei de nieuwe Maroef.
“Wat zie ik wel?” zei de oude.
“Ze zegt: oehoe, net als iedere andere vrouw,” zei de nieuwe.
“Hoe weet je, dat iedere andere vrouw oehoe zegt?” vroeg de oude Maroef. “Je doet net of je weet ik hoeveel vrouwen gekend hebt.”
“Dat voel je,” zei de nieuwe Maroef. “Je hoeft toch ook niet alle duiven te horen koeren om te weten, dat de ene duif net zo koert als de andere.”
“Tjongejonge, wat een toestand!” zuchtte de oude Maroef.
“Wat bedoel je met: wat een toestand?” vroeg de nieuwe Maroef geïrriteerd.
“Niets, zomaar, in ’t algemeen,” zei de oude Maroef.
“Al dat gepraat over koerende duiven en zo; je voelt je zo opgelaten.”
“Wat heb je toch, m’n honingmannetje?” vroeg Marilyn. “Wat zit je daar zo triest te zitten en in jezelf te mompelen?”
“Ik…eh…hoogheid…Au!” zei de oude Maroef, want de nieuwe Maroef had hem uit alle macht op de tenen getrapt.
“Ezel! Je spreekt je eigen vrouw toch niet met hoogheid aan,” siste de nieuwe Maroef. “Zeg schattebout of honnepon of snoekepoek.”
“Wat zeg je?” vroeg de prinses.
“Niets…eh…snoekheid” zei Maroef.
“Snoekepoek!” zei de nieuwe Maroef.
“Snoekwat?” vroeg de oude Maroef.
“Poek,” zei de nieuwe Maroef.
“Poek,” zei de oude Maroef.
“Wat zeg je toch allemaal? Ik versta er niets van,” zei Marilyn.
“Ik weet het niet meer,” zei Maroef. “Ik zei poek, geloof ik.”
“Poek?” vroeg Marilyn. “Wat betekent poek?”
“Niets, zomaar, ik weet het ook niet,” zei Maroef. “Het is zomaar een woord.”
“Maar waarom zeg je het dan?” vroeg Marilyn.
“Het ontviel me zo,” zei Maroef. “Ik dacht, kom laat ik eens poek zeggen. Nou en toen zei ik poek.”
“O,” zei Marilyn. “Ik geloof er geen woord van,” vervolgde zij. “Het is vast iets obsceens, in het Grieks of zo. Maar waarom zou je er in het Grieks omheen draaien, m’n hartebloempje? We zijn toch getrouwd? Zeg maar ronduit wat je wilt, dan zullen we eens kijken wat we eraan kunnen doen.”
“O Allah,” zei Maroef, “wat een toestand, wat een toestand!”
“Maar wat heb je dan toch?” vroeg Marilyn ongeduldig. “Waarom zet je een gezicht als een ongeluksprofeet? Vind je het niet fijn om met mij getrouwd te zijn?”
“Natuurlijk, natuurlijk,” zei Maroef. “Alleen….”
“Wat alleen?” vroeg Marilyn, terwijl haar ogen gevaarlijk begonnen te fonkelen. “Is er iets niet goed aan me? Deugt m’n lijn soms niet? Heb ik soms kromme benen? Zit mijn boezem niet op de juiste plaats? Of heb je te veel commercialistische gedichten gelezen?”
“Nee, o nee,” zei Maroef haastig, “u…je bent volmaakt, veel te volmaakt, overweldigend volmaakt! Daarom juist. Het is allemaal de schuld van uw…. van je vader.”
“Hoe allemaal? Wat allemaal?” vroeg de prinses.
“Nou, dat ik…dat we getrouwd zijn,” zei Maroef.

“De schuld…?”begon Marilyn; maar de nieuwe Maroef vond, dat het nu de hoogste tijd werd om in te grijpen en met een laatste krachtsinspanning slaagde hij erin de oude Maroef definitief het zwijgen op te leggen. “Hij bedoelt,” nam hij het gesprek over….”ik bedoel, bedoel ik, dat je vader mij niet de gelegenheid gegeven heeft ons huwelijk te vieren zoals het hoort; dat is het wat me zo dwars zit. Heb je niet gezien hoe krenterig ik geweest ben tegenover jou en de dames van het paleis? En het is allemaal de schuld van je vader die me niet op de aankomst van mijn grote karavaan heeft willen laten wachten. Want ik had je toch minstens een dozijn zesdubbele colliers van parels zo groot als duiveneieren moeten geven, een garderobe zoals alle koningsdochters ter wereld bij elkaar nog niet hebben en een collectie juwelen waar je een apart paleis voor had moeten bouwen om ze onder te brengen. En ik voel me gewoon een schraalhans, zo weinig als ik je ouders en gasten heb kunnen aanbieden! Maar je vader had het nu eenmaal in zijn hoofd gezet, dat we meteen moesten trouwen en vandaar deze toestand. Tjongejonge, ik geneer me dood!”
Bij deze woorden begon de prinses hard te lachen en zei: “Malle vent, ik ben toch met jou getrouwd en niet met je juwelen! En we hebben vannacht toch zeker wel wat anders te doen dan over juwelen te praten? Ik ben maar in één juweel geïnteresseerd en je mag driemaal raden wat voor juweel.”

“Een robijn,” zei Maroef.
“Bravo!” zei de prinses. “Heb je mijn Cholliwoet wel eens gezien?”
“En of!” zei Maroef.
“Nou, dat was nog maar een flauwe afspiegeling van wat ik je nu zal laten zien,” zei de prinses. “Komaan, suikerbaby, laat eens zien of je Marilyn waard bent!”
En Maroef ontdeed zich snel van zijn kleren en haastte zich naar het huwelijksbed, waar Marilyn hem in de meest verleidelijke pose opwachtte; en de blik die zij hem vanonder half-geloken oogleden toezond was van een zodanige gloed, dat het vuur ervan eerst zijn ogen verschroeide, vervolgens zijn hart in vlammen zette en vandaar als een lavastroom in zijn onderlichaam drong! En hij dacht bij zich zelf (maar het was geen denken meer te noemen, het was een hersenstorm): “Ik Maroef, schobbejak Marilyn molentje molentje Hoog-in-de-Wind en grijp o grijp wat uw hand o ouwe jongen boezem dubbele rozen tulpenbollen bolle tulpen tulpetuilen ballen bolle bekkens en wie heeft er de kleine bugel gezien en wie heeft er de grote bugel gezien en o golf o Cholliwoet een ieder draagt zijn lot om zijn hals gebonden!” Toen hij zich echter naast haar had neergevlijd en armen en benen handen en dijen zich in elkaar verstrengelden en bloot aan bloot zijn warmte meedeelde, kon hij alleen nog maar denken: “Hoei!”


En na de eerste amoureuze terreinverkenningen en schermutselingen legde Maroef zijn hand op de knieën van de prinses, die onmiddellijk overeind veerde en op zijn schoot wipte. En de lippen spraken de taal der lippen en de tongen de taal der tongen; en het was een taal rijk aan fricatieven en mouilleringen en met een soepel en gevarieerd systeem van vervoegingen. En Maroef drukte haar zo stevig tegen zijn borst, als wilde hij alle honing uit haar zoetgeurend lichaam persen en van haar lippen drinken. En hij schoof zijn rechter hand onder haar linker oksel en steunde zijn linker hand in de plooi van haar lies, en het was of er een stormvlaag door hun lichamen ging en al hun snaren begonnen te trillen. Daarop sloeg hij haar met de gestrekte hand tussen de borsten en de schok plantte zich voort tussen haar dijen die zich sidderend openden; en hij schoof meteen in de opening en legde haar benen om zijn lendenen en terwijl hij de stormram richtte op de poort van de citadel (4) , de in het warme dal verscholen liefdesvesting, riep hij uit: “Hei hop! Val aan!”


En prinses Marilyn antwoordde: “Kom op, o haan!” En zo gezegd zo gedaan; en in snelle galop drong hij steeds verder op, tot de slotpoort zei: stop, maar toen er op zijn geklop niet werd opengedaan, beukte hij zich met de stormram baan en toen was het gauw met de weerstand gedaan. En de poort vloog aan splinters en reeds sloeg hij een bres,  en zijn snelle succes ontlokte de prinses een luid: “Oh-óóóh!” Maar hij riep: “O zo!” en terwijl zijn ogen glunderden en zijn handen plunderden, drong zijn mankracht in golf na golf de vesting binnen, rovend wat er te roven viel, klovend wat er te kloven viel, dovend wat er te doven viel;  want al gauw stond het hele fort in lichtelaaie, zodat er heel wat viel te blussen, terwijl prinses Marilyn intussen spartelde aan het spit, gebraden boven haar eigen vuur. En zo ontrolde zich het heroïeke avontuur, adembenemend en puur, en zonder rust noch duur, want Maroef was flink van postuur en Marilyn een onvermoeibaar creatuur en uur na uur brandde het vuur der natuur. Maar geloofd zij Hij, die de lichamen der geliefden aaneensmeedt op het aambeeld der passie, tot heil van de progenituur!
En na een nacht van strelingen en omhelzingen, van kussen en omstrengelingen stond Maroef tenslotte op om zich naar het hammambad te begeven, hoewel Marilyn hem slechts met een zucht van spijt kon laten gaan. En na gebaad en uit de voor hem gereedliggende gewaden het uniform van grootadmiraal gekozen te hebben, nam hij in de hefstoel plaats die hem naar de troonzaal bracht, waar hij plaats nam aan de rechterhand van de sultan ten einde de complimenten en gelukwensen van de emirs, hofdignitarissen en verdere autoriteiten in ontvangst te nemen. En hij liet op eigen gezag de minister, zijn vijand, halen en beval hem, aan alle aanwezigen eregewaden uit te delen en de meest royale schenkingen te doen aan de emirs en hun echtgenoten, de autoriteiten en hun echtgenoten, de paleiswachten en hun echtgenoten en ten slotte aan alle eunuchen van het paleis, jong en oud, groot en klein. En bovendien liet hij steeds weer nieuwe zakken met geld halen en deelde handenvol dollaren uit aan ieder die maar wilde hebben. En zo maakte hij zich in een ommezien in hoge mate bemind en ieder was vol lof over zijn wijsheid, zijn verstandig beleid en zijn inzicht in de noden van de tijd; iedereen hoopte, dat hij spoedig de oude sultan Sam zou opvolgen.


En zo gingen twintig dagen voorbij, die Maroef voor het daagse deel besteedde aan het rondstrooien van dollaren en voor het nachtelijk deel aan de echtelijke genoegens met prinses Marilyn die een hartstochtelijke liefde voor hem had opgevat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten